Chanoeka, lichtfeest met een duister verleden

Licht geroepen

Licht is een belangrijk gegeven in de Bijbel. Vanaf het begin hangt er een mystieke sfeer rond licht in de teksten. Alles in de wereld wordt geschapen door de Schepper. Al in het begin, op de tweede dag, wordt het uitspansel gemaakt, “G’d zei: Er moet een uitspansel zijn in het midden van de wateren. Dat moet scheiding brengen tussen water en water. En G’d maakte het uitspansel en Hij scheidde het water dat onder het uitspansel was, van het water dat boven het uitspansel was. En zo was het.” De Eeuwige sprak wat Hij wilde dat er moest zijn. En Hij maakte het vervolgens. En zo gaat het met alles in die scheppingsweek. Maar met het licht is het anders, “G’d zei: Licht moet er zijn. En licht was er. G’d zag, dat het licht goed was. G’d maakte scheiding tussen het licht en de duisternis.” Het licht werd niet gemaakt, slechts geroepen.

Ons licht getuigt

Wat niet gemaakt hoeft te worden en slechts geroepen, dat is er al. In feite is het G’d zelf, “Dit is de verkondiging, die wij van Hem gehoord hebben en aan u verkondigen: G’d is licht. In Hem is in het geheel geen duisternis” (1 Johannes 1:5). Wat Hij riep was Hij zelf. Hij zelf maakte vanaf het begin het verschil met duisternis. Licht is ook G’ds woord, “Uw woord is een lamp voor mijn voet en een licht op mijn pad” (Psalm 119:105). En beide lichtverschijnselen, G’d zelf die op aarde de duisternis door licht overwint en Zijn Woord, dat op aarde verkondiging brengt, getuigen van G’ds aanwezigheid, op aarde en in de mens die gelooft en vertrouwt op Hem. Dat licht in ons is zichtbaar en getuigt dat de Eeuwige daar aanwezig is. Zoals een huis waar ‘s nachts het licht aan is.

De gruwel van de verwoesting

De Eeuwige laat ons weten dat Hij licht riep en dat licht niet geschapen is en dus eeuwig leven heeft, zoals Hijzelf. En met opzet plaatst Hij in Zijn Woord de eerste vermelding van Zijn licht zo in de Bijbel, dat het later herkenbaar is, wanneer Zijn licht tijdelijk gedoofd wordt, maar dan weer aangestoken. In een beslissende oorlog, waarin een Grieksdenkende Syrische generaal vocht tegen de toenmalige grootmacht Egypte om macht. Het was Antiochus IV, die door zijn moordlust – zie bijvoorbeeld 2 Makkabeeën hoofdstuk 7 – en zijn waanzin ook wel de man van de gruwel van de verwoesting wordt genoemd, zoals door de profeet Daniël, “Vanaf de tijd dat het dagelijks offer wordt gestaakt en een gruwel wordt opgericht, die verwoesting brengt, zijn het duizend tweehonderd en negentig dagen” (12:11).

De datum van Chanoeka

Daniël schreef zijn boek in de 6e tot 5e eeuw voor de gangbare jaartelling (vgj.). Ongeveer 400 jaar daarna was er die oorlog waarin Antiochus IV het licht doofde in de door hem verwoeste Tempel in Jeruzalem. En deze oorlog die door de Makkabeeën werd gewonnen en die plaatsvond van 167 tot 160 vgj herstelden niet alleen het licht, maar ook de zo belangrijke bijbelse praktijken als het vieren van Sjabbat, de voedselwetten en besnijdenis. De anti-messias Antiochus IV had dat allemaal op zijn geweten. De Hebreeuwse datum waarop het licht in de Tempel weer werd hersteld was 25 Kislev. Het woord voor licht in de Bijbel, or, is met opzet de eerste keer geplaatst als het 25ste woord, om aan te geven hoe mensen met G’ds kostbaarheden kunnen omgaan.

Licht in de hemelse Tempel

Yeshua leefde in de tijd dat opnieuw het licht zou worden gedoofd. Ook Hij spreekt over deze gruwel van de verwoesting, zie Matteüs 24:15 en Markus 13:14. Ook in Zijn tijd is de Tempel verwoest, die keer niet door de Griekse Syriërs of door de Babyloniërs, zoals in de tijd van Daniël zelf, maar door Romeinse soldaten. Je zou denken dat daarmee het licht van de Eeuwige is verdwenen. Maar dat licht laat zich niet wegjagen. Het is aanwezig in de hemelse Tempel, met de hogepriester in de orde van Melchisedek, zie Psalm 110:4 en Hebreeën 9:24. En het komt naar de aarde, ook zonder vaste woon- of verblijfplaats, namelijk in mensen waar de Eeuwige welkom wordt geheten.

De Tempel op aarde

De Tempel in Jeruzalem, dat aardse heiligdom, heeft een bijzonder belangrijke rol gespeeld in de identiteit van Israël. En men besefte en beseft dat het hemelse heiligdom daarvan het origineel is. Dat is het ook al op het moment dat Mosjee het te zien krijgt, om daardoor de eerste Tent van Samenkomst te kunnen bouwen. Het is dat hemelse heiligdom, dat onze basis is waar we onze ziel kunnen verankeren, “Haar, de hoop, hebben wij als een anker voor de ziel, dat veilig en vast is, en dat reikt tot binnen het voorhangsel, waarheen Yeshua voor ons als voorloper is binnengegaan. Hij is voor eeuwig hogepriester geworden in de orde van Melchisedek” (Hebreeën 6:19-20). Het gaat hier om het hemelse heiligdom, “Want de Messias is niet binnengegaan in een heiligdom met handen gemaakt, een afbeelding van het origineel, maar in de hemel zelf, om ten gunste van ons, voor het aangezicht van de Eeuwige te verschijnen in het eeuwige nu” (9:24).

Rust voor onze ziel

Die verankering is nodig. We zijn bekend met emoties die ons soms ten diepste bezighouden, zoals: hoe weet ik of ik eeuwig leven heb, hoe kan ik me veilig voelen, hoe kan ik zorgen dat ik me niet alleen voel, hoe kan ik horen bij een groep, hoe ontwikkel ik het lef om anders te denken dan anderen zoals familie of vrienden zonder me afgewezen te voelen, hoe kan ik de tekortkoming van iemand opvangen zonder me aangevallen te voelen, hoe kan ik de overtreding van iemand verwerken als die persoon geen verontschuldigingen aanbiedt, hoe kom ik tot rust in een maatschappij vol onrust, hoe kom tot ontspanning met een volle agenda en mensen die me van alles vragen, hoe kan het dat ik me streng beoordeeld voel als ik voor een groep mensen sta, hoe weet ik of ik voldoende tijd besteed aan mijn relatie met de Eeuwige, hoe kan ik me ooit vergelijken met geestelijke reuzen als Abraham en Mosjee.

Relatieherstel

Chanoeka herinnert ons aan die verankering en aan het feit, dat die verankering ook kan plaatsvinden zonder het aardse voorhangsel. De herinnering aan die oorlogsellende van de Makkabeeën en die vertroostende verankering voor onze ziel maakt Chanoeka een totaal ander feest dan het kerstfeest. Beide zijn lichtfeesten, en de tijd van het jaar komt zelfs overeen, al beseffen steeds meer mensen, dat de datum van kerstfeest is gekozen door de kerstening van een heidens zonnewendefeest. Tempelherstel is voor Israël altijd geweest: relatieherstel. Met wie? Met de mensen om je heen, want de kwaliteit van die relaties zijn een spiegel voor de relatie met de Eeuwige, zie Leviticus 19:18, “Je mag niet wraakzuchtig en haatdragend zijn tegenover de kinderen van je volk, maar je naaste liefhebben als jezelf: Ik ben de Eeuwige.”

Naastenliefde

Andere teksten in het Nieuwe Testament over naastenliefde als het naleven van de Wet zijn, “Want de hele wet is in één woord vervuld, hierin: je moet je naaste liefhebben als jezelf” (Galaten 5:14). Let wel, Paulus zegt niet dat de wet heeft afgedaan, maar dat je de Tora moet vervullen. En die Tora is in één woord samen te vatten: naastenliefde. Over relatie met de Eeuwige en je naaste gesproken, “Als iemand zegt: Ik heb G’d lief, maar hij haat zijn broeder, dan is hij een leugenaar. Want wie zijn broeder, die hij kan zien, niet liefheeft, die kan G’d, die hij niet kan zien, niet liefhebben” (1 Johannes 4:20). Het haten van een broeder staat voor Johannes gelijk aan moord, zie 1 Johannes 3:15. En dat haten doe je al, wanneer je over iemand roddelt, “Je mag onder je volksgenoten niet als een lasteraar rondgaan. Je mag je naaste niet naar het leven staan, (want niet jij maar) Ik ben de Eeuwige” (Leviticus 19:16).

Psalm 42 en de neergebogen ziel

Naastenliefde is pas goed mogelijk als het rustig is in onze ziel. Als je lekker in je vel zit, kun je zeggen. Koning David was zich bewust van dit soort onrust in zijn ziel. En hij zegt op een gegeven moment, “… Ik put mijn ziel binnen in mij uit. Tegelijkertijd loop ik mee met de andere mensen. Ik loop met hen mee, langzaam schrijdend, naar het huis van de Eeuwige, de Tempel. Liederen van vreugde, liederen van dank, een feestende gemeente. Maar waarom ben jij dan zo neergebogen, mijn ziel? Waarom ben je zo onrustig in mij?” (Psalm 42). Dat dubbele gevoel kent David, ook in de prachtige Tempel, die er toen nog was. En hij geeft zijn ziel en ons vervolgens een goed idee in vers 6, “Verwacht iets speciaals van de Eeuwige. Ik ga Hem danken. Hij is mijn verlosser. Hij is aanwezig. Mijn G’d, binnen in mij is mijn ziel terneergeslagen, juist omdat ik me U voor ogen houd.”

Psalm 30 en onze ziel tot binnen het voorhangsel

De Eeuwige danken en tot Hem spreken is een manier om je ziel tot binnen het voorhangsel te brengen. Je kunt dat mystiek noemen, maar ik denk dat het werkelijk zo is en niet alleen maar een mooie gedachte. Overigens is mystiek meer dan een mooie gedachte. Er is een psalm van David, Psalm 30, waarin hij spreekt over de inwijding van de Tempel. In zijn tijd vond dat voor het eerst plaats. En zijn enthousiasme is dan ook duidelijk zichtbaar. De psalm is een gebed voor succes, zie vers 9 en ook een bewuste verklaring van eeuwige dankzegging. Dat eeuwige dankzeggen, “Voor eeuwig zal ik U loven” doet David in het laatste vers, teken dat hij ervan overtuigd is, dat hij eeuwig leven heeft en dat de Tempel, de hemelse, daar eeuwig de mogelijkheden voor biedt. In vers 8 lijkt er iets plaats te vinden, alsof hij voorziet dat de Tempel op aarde er vanaf een bepaald moment niet meer is, “U verborg Uw aangezicht, ik stond verschrikt.” Maar dat maakte niet dat David stopte met aanbidding. Dat zou doorgaan, ook zonder Tempel. Zo ook wij.

Christenen tegen Messiasbelijdende Joden

Het duistere verleden van Chanoeka is dus de verwoesting van de toenmalige Tempel, met allerlei verboden, op besnijdenis, op de viering van Sjabbat en op de voedselwetten. En Chanoeka viert de overwinning over die duisternis. Daarom is het zo veelzeggend, wanneer Messiasbelijdende Joden er door Israël minnende Christenen op worden aangesproken en berispt, dat ze besnijdenis, het vieren van Sjabbat en de voedselwetten toepassen. En het is ook zo erg dat deze prachtige praktijken worden verboden verklaard voor niet-Joden die de Tora hebben ontdekt. En dat terwijl de Tora, de Bijbel, duidelijk verklaart, dat er eenzelfde wet geldt voor Jood en niet-Jood. Zie hiervoor de volgende Bijbelverzen en lees wat daar aan belangrijke zaken wordt vermeld.

Verzen over eenzelfde wet voor Joden en niet-Joden

Exodus 12:49, het vieren van Pesach en besnijdenis
Leviticus 16:26-31, Grote Verzoendag, het zondeoffer en de volkomen Sjabbat
Leviticus 17:14-16, bloed eten
Leviticus 24:22, rechtspraak en doodstraf
Numeri 9:14, Pesach vieren en besnijdenis en de verzen 15 en 16 over de gemeente
Numeri 15:16, het brengen van een vuuroffer
Numeri 15:27-29, zonde en verzoening
Jesaja 56:6-7, de Tempel en het vieren van Sjabbat en het eerste verbond houden en het brengen van brand- en slachtoffers in de Tempel.

Tempel en Eeuwige

De Tempel is te vergelijken met de Eeuwige. Het licht van de menora, de tempelkandelaar, doet denken aan het licht dat op de eerste dag van de schepping geroepen is. Het brandofferaltaar waarop de slachtoffers werden geofferd doet denken aan G’ds liefde, van waaruit Hij ons vergeeft en verzoening bewerkt, zie Leviticus 17:11, “Want de ziel van het vlees is in het bloed. Ik heb het jullie op het altaar gegeven, om verzoening te bewerken over jullie zielen. Want het bloed bewerkt verzoening door middel van de ziel.” De toonbroden zijn als G’ds zorg voor ons dagelijks brood. Het voorhangsel is het lichaam van de lijdende Messias, Yeshua, die de toegang voor ons door Zijn offer heeft mogelijk gemaakt, al sinds de grondlegging van de wereld – toen Hij als licht werd geroepen -, zie Openbaring 13:8, “En alle mensen, die op de aarde wonen, zullen het beest aanbidden, iedereen, van wie de naam niet is opgeschreven in het boek des levens van het Lam, dat geslacht is sedert de grondlegging der wereld.”

Schuilplaats

Het reukofferaltaar geeft het beeld van de gebeden die in de hemelse Tempel terechtkomen, zie ook eerder in dit artikel onder de kop ‘Psalm 30 en onze ziel tot binnen het voorhangsel’. En de dekkleden van de Tent van Samenkomst zijn als de omhulling die de Eeuwige biedt aan hen die bij Hem schuilen, zoals er staat geschreven, “Wie in de schuilplaats van de Allerhoogste zit, overnacht in de schaduw van de Almachtige” (Psalm 91:1). Op die manier wordt de Tempel een beeld van G’ds bescherming en van de broedplaats van hen die bij Hem opnieuw geboren worden, doordat ze Zijn liefde en ontferming ervaren. Het is op die manier alleen dat we het Koninkrijk van de Eeuwige kunnen binnenkomen, zoals Yeshua tegen Nikodemus heeft gezegd.

Erbarming en baarmoeder

Hij zei tegen Nikodemus, “Voorwaar, voorwaar, Ik zeg dit tegen jou: als iemand niet opnieuw geboren wordt, kan hij het Koninkrijk van G’d niet zien” (Johannes 3:3). In vers 5 zegt Yeshua zelfs, dat we anders dat Koninkrijk niet kunnen binnengaan. En het is in Hosea 2:22 te lezen dat de Eeuwige de mensen die lo Roechama zijn, dat wil zeggen, nog geen ervaring hebben gehad met Zijn erbarming, zelfs met Zijn baarmoeder – wat racham ook betekent – dat bij Hem kunnen krijgen. Psalm 62:6-8 spreekt ook over G’ds schuilplaats, “Waarlijk, mijn ziel, keer je stil naar de Eeuwige, want van Hem is mijn verwachting. Waarlijk, Hij is mijn rots en mijn heil, mijn burcht, ik zal niet wankelen. Op G’d rust mijn heil en mijn eer. Mijn sterke rots en mijn schuilplaats is in G’d.”

Tempel en mens

De Tempel is ook te vergelijken met een mens. Het licht van de menora brandt op olijfolie. Israël wordt vergeleken met een olijfboom, een edele en gecultiveerde nog wel. Het brandofferaltaar laat zien hoe niet wij zelf, maar een dier in onze plaats voor ons sterft, om herstel van relatie met de Eeuwige te krijgen; en dus ook met elkaar. De toonbroden laten zien hoe wij ons laten voeden uit G’ds hand en dat een mens niet alleen van brood leeft. Het voorhangsel herinnert aan G’ds belofte dat we daarachter onze ziel mogen verankeren. Het reukofferaltaar herinnert aan de geur des levens die wij moeten brengen; al zal die in de neus van sommigen een geur des doods betekenen. De dekkleden herinneren aan de eeuwige tent die we ontvangen, nadat we onze aardse tent hebben afgelegd. En de Wet in het binnenste van de Tent herinnert er ons aan, dat de Eeuwige die in ons hart schrijft.

Tempel en Messias

De verwoesting en het herstel van Tempel in het jaar 160 vgj, dat is waar Chanoeka door is ontstaan. Maar we kunnen zien hoe dat tot veel meer leidt dan deze zaken. Uiteindelijk is die verwoeste Tempel die weer werd opgebouwd ook te vergelijken met de lijdende en opgestane Messias. Ook Hij werd gepijnigd, gemarteld en verwoest door heidense vieze handen, handen van Romeinse moordenaars. Een handjevol Sadduceeën had geschreeuwd om Zijn kruisiging. Tot een eerlijke volkstelling was het nooit gekomen. En het uitvoeren van doodstraffen als de kruisiging was verboden door de Romeinse overheersers.

Prediking zolang het kan

Yeshua werd verwoest en in die staat heeft Hij het Goede Nieuws gebracht aan heidenen uit de tijd van Noach, zie 1 Petrus 3:18-20, Want ook de Messias is één keer om de zonden gestorven als rechtvaardige voor onrechtvaardigen, zodat Hij jullie tot de Eeuwige zou brengen. Hij is lichamelijk gedood, maar geestelijk levend gemaakt. Daarin is Hij gaan prediken tot de geesten in de gevangenis, die indertijd ongehoorzaam waren geweest, toen het geduld van de Eeuwige zorgde dat er gewacht werd, in de tijd van Noach. Onderwijl werd de ark in gereedheid gebracht. Daarin werden slechts enkelen, namelijk acht mensen, door het water heen gered.” Zo is ook tot nu in onze tijd toe, in de afwezigheid van de Tempel in Jeruzalem, een massale prediking gaande jegens de heidenen in de wereld.

Tempel en individuele gelovige

Licht is een belangrijk gegeven in de Bijbel, we schreven het al. Het is belangrijk voor ons. Op een pad dat door duisternis voert is het belangrijk, dat we bijgelicht worden. En dat de wereld duisternis kent, is ons bekend. Nu gaat het erom te zorgen dat we die duisternis buiten houden. Tempeldeuren dichthouden, maar ook open, om liefde te kunnen en geven en ontvangen en relatie te kunnen hebben en houden. We worden per persoon vergeleken in de Bijbel met de Tempel, “Of weten jullie niet, dat je lichaam een tempel is van de Heilige Geest, die in je woont en die je van de Eeuwige hebt ontvangen. En dat je niet van jezelf bent?” (1 Korinte 6:19). Het maakt Chanoeka er des te interessanter door, maar ook uitdagend. Want we willen niet zelf een Chanoeka moeten doormaken.

Tempel en Gemeente

En ook als gemeente vorm je met elkaar een tempel, “Weet jullie niet, dat jullie G’ds Tempel zijn en dat de Geest van de Eeuwige bij jullie woont?” (1 Korinte 3:16). En hier wordt een waarschuwing gegeven over mensen die de gemeente schade willen toebrengen, “Als iemand G’ds Tempel schaadt, dan zal de Eeuwige hem schade toebrengen. Want de Tempel van G’d – jullie zijn dat -, die is heilig!” (vers 17). Die toevoeging is een echte Chanoeka opmerking. Blijf van de Tempel af, want je weet uit de geschiedenis, dat de Eeuwige daar persoonlijk over waakt. Ik wens u acht dagen lang vrolijk Chanoeka!

Lion S. Erwteman
rosj kehilla van Beth Yeshua, Amsterdam