De diepe wortels van Israël
Niet de moed opgeven in tijden van beperking van vrijheid!

Moedeloosheid
Israël heeft minstens 70 jaar doorgebracht in het land van haar onderdrukkers, Babylon. Via deportaties werden eerst de leden van het koninklijk hof en hoge leiders en later de burgers op transport gesteld. De moedeloosheid van Israël was zo groot, dat iedereen wel eens dacht aan de moed opgeven. Een mens kan maar zoveel aan. In Psalm 137 wordt deze moedeloosheid beschreven. Woorden van intense rouw en van heimwee staan daar. Maar ook van machteloosheid, omdat de vrijheid om G’d te aanbidden was gestolen van Israël.

Bij de rivieren van Babylon, daar zaten wij, ook huilden wij,
wanneer wij ons Sion herinnerden. Daar hingen wij onze harpen
aan de wilgen. Want daar eisten onze gevangenbewaarders van ons een
lied met woorden en onze blijde totaliem. Zing voor ons een van de
liederen uit Sion! Hoe kunnen wij het lied van de Eeuwige zingen op
vreemde grond?
(Psalm 137:1-4)

Profetische blik
Ik laat het woord totaliem onvertaald, omdat de vertaling ervan niet bekend is in het Nederlands. De situatie van in je huis liederen zingen, buiten je geloofsgemeenschap, is nauwelijks te vergelijken met de Babylonische ballingschap. Maar iets daarvan klinkt door in de afwezige stilte van je medegelovigen op die muzikale momenten. Als koning David deze psalm heeft gecomponeerd, dan had hij wel een zuivere profetische blik. Zowel naar de ballingschap in Babylon, als naar de verwoesting van de tweede Tempel, zie vers 7:

Herinner, Eeuwige, voor de nakomelingen van Edom, de rampdag
van Jeruzalem, voor hen die zeggen: “Verwoest! Verwoest! tot de
fundamenten aan toe”.

Jeruzalem
Het is bij sommigen gebruikelijk, dat de Joodse bruidegom onder de choepa, het Joodse huwelijksbaldakijn, vers 6 reciteert, terwijl hij wacht op de komst van zijn bruid, om trouw te zijn aan de eeuwige belofte van Joden, dat we niet vergeten de stad Jeruzalem te verhogen boven elke ervaring en uiting van vreugde:

Laat mijn tong verkleven aan mijn verhemelte, als ik me er niet aan
zou houden Jeruzalem te verhogen boven mijn hoogste blijdschap.

Verdrukking en vrijheidsberoving
De herinnering aan Jeruzalem met de Tempel is kostbaar. Het hangen van de harpen van de musici in de wilgenbomen is een gebaar van protest en van groot verdriet. Het vond plaats onder de omstandigheden van verdrukking en vrijheidsberoving. De beekwilg, waar het in deze psalm over gaat, is een van de vier plantensoorten die gebruikt worden voor aanbidding tijdens het Loofhuttenfeest, met een loelav. De Tora schrijft dit voor: “Op de eerste dag moeten jullie vruchten van sierlijke citroenbomen pakken, takken van palmbomen en twijgen van dikke loofbomen en van beekwilgen. En jullie moeten vrolijk zijn voor de Eeuwige, jullie G’d, zeven dagen lang” (Leviticus 23:40).

Loelav
In de Talmoedische traditie zijn deze plantensoorten in de loelav geïdentificeerd als: etrog (de vrucht van een speciale citroenboom), loelav (dadelpalmtak), hadas (tak met blaadjes van de mirteboom) en arava (takken met blaadjes van de wilgenboom). De bekende snelle groei van wilg staat symbool voor het welzijn en de kracht van het Joodse volk Israël. Jesaja benoemt het, sprekend over de nakomelingen van Jakob: “Zij zullen uitspruiten als tussen het gras, als wilgen bij de watergangen.” De wilgen in Babylon zijn gecultiveerde ondersoorten, die we in het Nederlands de treurwilg noemen. De aanblik ervan zal tot droefheid hebben gestemd. Dat neemt niet weg dat er ook treurwilgen in Israël en Nederland voorkomen.

De taal van de wilgenboom
In de Misjna Soeka 4:5 wordt over het verzamelen van wilgentakken voor het Loofhuttenfeest gesproken: “Wat was het ritueel van de wilgentak? Er was een plaats ten westen van Jeruzalem, Moza genaamd. Daar ging men heen om jonge wilgentakken te verzamelen. En ze kwamen terug en plaatsten deze rechtop langs de zijden van het altaar.” De taal van de wilgenboom is vol emotie en beladen met geschiedenis. Israël heeft veel onrecht moeten ondergaan en nog. De wilgenboom functioneert als een spiegel, als een begripvolle trooster en een teken van overwinning. De harpen (kinor is tegenwoordig het Hebreeuwse woord voor viool) zijn uit de wilgen gehaald. Blijde muziek klinkt weer in diensten van aanbidding en bezinning, die op dit moment tijdelijk zijn gestopt vanwege het Coronavirus. En tijdens het Loofhuttenfeest worden onder meer wilgentakken gebruikt, om naast aanbidding te laten zien, dat verdriet en knechtschap is omgezet in vreugde en dienstbaarheid.

Lion Erwteman