De geslachtregisters van Yeshua, deel 3

De stille erkenning
Deel 2 eindigde met de bewering, dat Matteüs terecht uitging van het feit, dat de Joden Josef als wettelijke vader van Yeshua zouden erkennen door zijn huwelijk met Mirjam; en dat deze het kind ook als een ‘echte vader’ heeft erkend en grootgebracht. Nu gaan we hierop door. Indien vijandig gezinde Joden Yeshua ervan beschuldigd zouden hebben dat hij een onwettige zoon was, zou  Josef zo’n lasterlijke bewering weerlegd hebben. Hij volledig op de hoogte van de omstandigheden rondom de ‘maagdelijke’ geboorte. Hij had Mirjam gehuwd en haar de bescherming van zijn goede naam en zijn koninklijke afstamming had gegeven.

Authentieke namen
Zo blijkt dat Yeshua zowel van vaders als moeders zijde de zoon van David was, getuige deze uittreksels uit hun beider geslachtsregisters. Die konden door iedereen in die tijd probleemloos met de oorspronkelijke openbare geslachtsregisters vergeleken worden. En verder hoefden de beide evangelisten ook niet in te gaan op hun bewijsvoering. Sterker nog, als zij die zijweg hadden ingeslagen, zouden zij hun doel juist niet hebben bereikt. Dat het in die tijd niet werd tegengesproken, is voor ons eigenlijk bewijs genoeg, dat het juist een nauwkeurig werk was dat zij tezamen afgeleverd hebben. De door Matteüs en Lukas geciteerde stambomen bevatten namen, die door de Joden van die tijd algemeen als authentiek werden erkend.

Nooit indertijd aangevochten
De Schriftgeleerden, Farizeeën en ook Sadduceeën waren felle tegenstanders van de Messiaanse beweging. En zij zouden zeer zeker elk mogelijk argument gebruikt hebben om Yeshua in diskrediet te brengen. Maar het is opmerkelijk dat zij toch deze geslachtsregisters in het Beriet Chadasja (Nieuwe Testament) nooit hebben aangevochten. Was dit wel het geval, dan zou het voorzeker daarin opgenomen zijn, en zou ook het tegenargument vermeld worden. Ongetwijfeld zouden zij zich de gelegenheid niet hebben laten ontgaan om eventuele fouten in de door Matteüs en Lukas opgestelde geslachtsregisters van Yeshua aan te vallen.

Betrouwbaar
Want tot het jaar 70 van de gangbare jaartelling hadden zij immers ongehinderd vrije toegang tot de openbare geslachtsregisters. Die werden in Israël met grote zorgvuldigheid opgesteld en bewaard. Ze waren van grote waarde, omdat zij de binding van de Israëlieten met hun voorgeslacht bekrachtigden en zo onder meer recht gaven op het land. Het is dus de moeite waard dat we even stilstaan bij deze Joodse geslachtsregisters, die later samen met de Joodse staat teniet zijn gegaan. Ze hebben nog ongeveer 30 of 40 jaar bestaan, nadat deze twee getuigenissen (evangelies) vervaardigd waren. Dat was lang genoeg om de betrouwbaarheid of eventuele onbetrouwbaarheid ervan te hebben kunnen aantonen. Daarna waren zij niet langer nodig.

Niets onjuists of tegenstrijdigs
Het is dus opmerkelijk, dat, in tegenstelling tot de hedendaagse critici, niemand van de tegenstanders van het Messiasbelijdend Jodendom in de eerste eeuwen in beide geslachtsregisters iets onjuist of met elkaar in tegenspraak vond. Want als hier werkelijk iets fout was geweest is het bijna ondenkbaar, dat de tegenstanders het zouden hebben nagelaten om anderen hierop te wijzen. Hetzelfde geldt eigenlijk ook voor de eerste-eeuwse niet-Joodse vijanden van de gelovigen uit de volken. Velen van hen waren net als de vijandig gezinde Joden. Geleerden zouden onmiddellijk alle aandacht gevestigd hebben op elke eventuele aanwijzing, waaruit zou blijken dat de geslachtsregisters van de twee niet authentiek en zelfs tegenstrijdig waren. Er bestaat echter geen enkele aanwijzing dat de heidense vijanden de eerste gelovigen op dit punt zouden hebben aangevallen.

Een nieuw probleem
Ervan uitgaand dat Josef als rechtmatige vader gezien wordt, komen we een nieuw probleem tegen, namelijk de vloek van Jechonja, die doorgegeven zou worden via Josef aan Yeshua, maar klopt dit wel? Enkele tegenstanders claimen dat Yeshua niet de Messias kan zijn, omdat hij geen nakomeling van David (Jeremia 23:5, 33:27 en Ezechiël 34:23-24) zou zijn. Ook stamt hij af van Josef, die een nakomeling is van Jechonja (Matteüs 1:11). Daardoor zou hij onder een vloek komen, wat zou betekenen dat geen van deze nakomelingen op de troon zou kunnen zitten van David (zie Jeremia 22:28-30 over Konjahu of Chonia; ook genoemd: Jojakin). Sterker nog de vloek beschreef, dat Jechonja zelf kinderloos zou blijven, met niemand op de troon van Juda.

Wel of geen vloek?
Je kunt direct waarnemen dat geen van deze nakomelingen op de troon van David zou kunnen zitten of enig rol van leiderschap op zich zou kunnen nemen. Maar dat is problematisch als je kijkt naar Lukas 1:31-32. Veel Griekse tekstuele verdedigers hebben geprobeerd te suggereren, dat het geslachtsregister van Matteüs dat van de Messias is, van diens vader Josef en dus niet de vloek overdraagt. De Talmoed echter zegt dat men enkel als Joods erkent wordt als de moeder Joods is, hoewel de koninklijke erfenissen steeds doorgegeven werden van vader op zoon en dit koninklijke register wordt in Matteüs verkondigd. Daarom moet de Messias in beide lijnen van de stamboom van David afkomstig zijn. De vloek zou daarom in stand gehouden zijn, ware het niet, dat de vloek allang is opgeheven!

Bewijsvoering
Het vermoeden dat Jechonja tegen het einde van zijn leven vergeven is voor de vele overtredingen, is gegrond. De reden hiervoor komt uit de Schrift zelf, omdat elke component van de vloek volgens de Schrift is teruggedraaid. De vloek zegt namelijk dat Jechonja opgenomen moest worden als een kinderloos man. Toch leest men dat Jechonja kinderen heeft en ook juist krijgt op het moment, dat de vloek van kracht moest zijn. De vloek zegt dat Jechonja nooit zou slagen.

Jechonja had succes
Jeremia schrijft – ondanks de bevestiging van de vloek – het volgende: “Het geschiedde in het zevenendertigste jaar van de ballingschap van Jojakin, koning van Juda, in de twaalfde maand, op de vijfentwintigste van de maand, dat Ewil-Merodach, koning van Babel, in het jaar van zijn troonsbestijging, Jojakin, de koning van Juda, genade toonde en hem uit de gevangenis liet komen…” (Jeremia 52:31-34).” Dat klinkt niet alsof Jechonja geen succes of geluk beleefde in zijn leven. De vloek gaat zelfs zo ver dat die zegt, dat “voor geen van diens nakomelingen er voorspoed zal zijn, niemand zal zitten op de troon van David of ooit nog heersen in Jehoeda.”

G’ds zegelring
Toegegeven dat de heerschappij van de koningen in Jehoeda voor twee generaties niet gold, leest men echter dat Zerubavel leider werd in Jehoeda. “Het woord van de Eeuwige kwam tot Haggai een tweede keer op de 24ste dag van de maand: Zeg tegen Zeroebavel, de leidsman van Jehoeda, dat ik de hemel en aarde zal laten beven… op die dag zal Ik jou als Mijn bediende nemen, Zeroebavel, zoon van Sjealtiël, zo verklaart de Eeuwige. En ik zal jou mijn zegelring maken, want Ik heb jou verkozen, zo verklaart de Eeuwige” (Haggai 2:20-23). Zeroebavel – zo blijkt – is de kleinzoon van Jechonja (1 Kronieken 3:17 en Matteüs 1:12). Niet slecht voor iemand die onder een vloek staat en niet zou kunnen regeren.

Een laatste hint
Een laatste hint dat Yeshua daadwerkelijk de erfgenaam van David is, kan gevonden worden in de getallensymboliek die de tekst in Mattëus in zich draagt. Daar wordt in hoofdstuk 1, vers 17 namelijk gesteld, dat de genealogie opgesomd kan worden in drie tijdselementen van ieder veertien generaties. Veertien is de getalswaarde van de naam David – dalet: 4, wav: 6, dalet: 4 – en iets dat tot driemaal toe herhaald wordt, is vaak een bevestigingsteken. Zie bijvoorbeeld de tekst: Kadosj, Kadosj, Kadosj Adonai Tsewaot, Heilig, Heilig, Heilig is Adonai van de Legermachten, in het Amida gebed.

Het getal 42
Veertien is echter niet alleen de getalswaarde voor David, maar ook van het Hebreeuwse woord voor hand, jad. De lijn van de verlossing, waarin wij G’ds hand zien, loopt via David. Het is mogelijk dat Matteüs de 3 x 14 generaties gebruikt, omdat er ook drie maal veertien pleisterplaatsen waren, waar Israël tijdens de uittocht verbleef, zie Numeri 33. Het getal 42 spreekt in die zin over de weg van slavernij tot verlossing. In navolging van die pleisterplaatsen is in de meeste Torarollen deze passage zo geschreven, dat op ieder vel 42 regels onder elkaar staan, verdeeld in drie kolommen.

Aramese vertaling
In de tekst van Lukas staan overigens 77 generaties, wat wellicht hint naar de 7 x 7, zoals bij de 49 dagen van de Omertelling. Daarbij mondt de uitkomst van 7 x 7 uit in het getal 50[1] of 8[2] – als het getal na een reeks van zeven. Daarbij worden die getallen op diverse manieren verbonden aan de Messias. Wie echter de generaties in Matteüs natelt, merkt dat dit niet uitkomt. Er zijn uitleggingen, dat de naam van David dubbel geteld wordt, om er nogmaals naar te hinten. Maar het Aramees geeft een andere mogelijkheid. Daar wordt het woord ‘govra’ gebruikt, dat zowel ‘vader’, ‘voogd’ als ‘man als huwelijkspartner’ kan betekenen.

Josef in een verschillende rol
Matteüs eindigt in de Aramese versies bij vers 17 en niet bij vers 25. Er wordt zo een mogelijkheid geschapen, dat de Josef die genoemd wordt in vers 16, niet dezelfde is als de Josef in vers 19, omdat daar het woord ba’ala genoemd wordt. Er is geen reden om in Matteüs twee verschillende woorden te gebruiken om één individu aan te duiden. Waar govra soms man en soms vader kan betekenen, betekent de andere term: ba’ala, slechts man. En dat is mogelijk precies de reden, waarom er twee verschillende termen gebruikt worden. In het licht dat er twee mannen zijn die Josef heten, is het mogelijk de bedoeling geweest om een onderscheid aan te geven tussen Josef de vader, en Josef de man van Mirjam. Door dit onderscheid zijn nu wel drie setjes van 14 generaties te vormen in overeenstemming met vers 17.

Conclusie
Het is zoals Sjaoel (Paulus) heeft geschreven: “Elk van G’d ingegeven Schriftwoord is nuttig om te onderrichten, te weerleggen, te verbeteren en op te voeden in rechtvaardigheid, opdat de mens van G’d volkomen zal zijn en volkomen toegerust voor elk goed werk” (2 Timotheüs 3:16-17). Daarom kan men zich dan ook echt volledig op de zowel in Tenach als ook in Beriet Chadasja opgetekende geslachtsregisters verlaten. Ze verschaften niet alleen destijds, toen ze werden samengesteld, uiterst belangrijke gegevens. Ook wij kunnen er vandaag de dag waardevolle informatie uit putten. Dankzij deze nauwkeurige genealogische gegevens hebben wij de volle zekerheid, dat Yeshua inderdaad de Masjiach, de Messias van Israël is: Ben David, Ben Awraham, Ben Adam, Ben Elohiem, de Zoon van David, de Zoon van Awraham, de Zoon des mensen, de Zoon van G’d!

[1] Zo is 50 bijvoorbeeld de numerieke waarde van de Letter Noen, de 14e letter van het Hebreeuwse alfabet waardoor het getal 50 verbonden wordt met de getalswaarde van David. De erfgenaam van David is Masjiach ben David waarover Psalm 72:17 zegt: “Zijn naam zal voor eeuwig zijn, zolang de zon er is bloeie zijn naam (of zal zijn naam voortgeplant worden; doorgegeven worden of toenemen).” Het woord voor bloeien is Jinon, daarover zegt een Rabbijn in Sanhedrin 98b dat een van de namen van de Messias Jinon zal zijn, of letterlijk ‘Zijn naam zal zijn Jinon’, wat ook wel ‘gelijk aan de Noen’ betekent, of wat vervormd Jah-noen; de Heer is Noen.

[2] Zo zou de Messias net als David een harp bespelen, een harp met acht snaren (Kli Jakar, zie ook Talmoed Arachin 13b).

Jaïr Levi