Inleiding
Drie jaar heb ik in een Baptisten Bijbelschool en nog drie jaar in een evangelisch seminarium gestudeerd. Ik heb een bachelor- en een masterdiploma in theologische studies. Dus een rechtszaal was voor mij een onwaarschijnlijke plaats om meer te weten te komen over de leer van Sjaoel (Paulus) over wet en genade. Mijn medestudenten en ik hebben uren over dit onderwerp gediscussieerd, misschien meer dan wie ook. Niet echt verwonderlijk, want, zoals Petrus de apostel schreef: “Er zijn enkele dingen in [de brieven van Sjaoel] die moeilijk te begrijpen zijn, die de onwetende en instabiele mensen verdraaien tot eigen afbraak, zoals ze dat ook doen met de andere Schriften” (2 Petrus 3:16). Toen ik voor de rechter voor een rechter stond en voorbereidingen trof om een bekeuring voor te hard rijden aan te vechten, werd het allemaal duidelijk.
Zijn Tora en Evangelie tegengesteld?
Er zijn zoveel misvattingen over hoe de Tora en het Evangelie met elkaar in verband staan, dat het moeilijk is te weten waar te beginnen. Christenen en Messiasbelijdende Joden, allemaal worstelen zij met dit cruciale onderwerp. We worden niet geholpen door twee millennia van vertaalfouten die de oorzaak waren van, of veroorzaakt zijn door slecht geïnformeerde leringen in de kerken. Is de Tora van de oude orde, terwijl het Evangelie een nieuwe orde bracht? Heeft het nieuwe verbond het oude vervangen? Zijn Tora en Evangelie tegengesteld aan elkaar? Of werken ze samen? Voordat ik onthul wat ik in de rechtszaal heb gevonden, stel ik voor dat we eens kijken naar enkele punten die Sjaoel over de Tora en het Evangelie heeft geschreven.
Moet je met het geloof in Yeshua de Tora afschaffen?
Dit is een veel voorkomende dwaling, ondanks de duidelijke uitspraak van Yeshua in Matteüs 5:17, dat dit niet zo is. Niettemin, op basis van passages zoals deze in de brieven van Paulus, beweren mensen dat de Tora is vervangen door het Evangelie, “We geloven dat een persoon door geloof wordt gerechtvaardigd zonder de werken van de Tora. Of is G’d alleen de G’d van de Joden? Is hij ook niet de G’d van de niet-Joden? Ja, ook van de niet-Joden” (Romeinen 3:28-29). Dit klinkt misschien alsof de Tora niet langer nodig is. De Joden hebben Tora; de niet-Joden niet. G’d is G’d van beiden, dus staan we op de gemeenschappelijke basis van geloof, toch? Maar is dat wat Sjaoel echt bedoelde?
Rechtvaardiging voor Joden
We moeten doorlezen., “… omdat G’d één is; en hij zal de besnedenen rechtvaardigen op basis van geloof en de onbesnedenen door geloof” (3:30). “G’d is één” is een verwijzing naar het Sjema, de ‘geloofsbelijdenis’ van het Jodendom. Sjaoel bevestigt dat zowel Joden als niet-Joden te maken hebben met dezelfde G’d. Toch beschrijft hij twee manieren om gerechtvaardigd te worden – één voor de Joden op basis van het geloof dat we al hebben, inclusief Tora en geloof in Messias Yeshua.
Rechtvaardiging voor niet-Joden
En één voor de niet-Joden door middel van dit geloof, bijbels geloof zoiets als wat de Joden hebben, inclusief geloof in Yeshua. Het woord ‘door’ suggereert, dat voor niet-Joden enige beweging nodig is om van buiten het verbond naar de binnenkant ervan te komen, “Schaffen we de Tora dan af door dit geloof? In geen geval! Integendeel, we bevestigen de Tora” (3:31). Vers 31 zegt duidelijk dat, wat vers 28 ook betekent, dit niet betekent dat de Tora is geannuleerd; in plaats daarvan wordt deze opnieuw bevestigd.
Tora en zonde
Romeinen 7 beschrijft de strijd van Sjaoel over hoe hij wil doen wat er in de Tora staat, maar het op de een of andere manier niet doet, “Wat moeten we dan zeggen? Dat de Tora zonde is? In geen geval! Maar als er geen Tora was geweest, zou ik de zonde niet gekend hebben. Ik zou niet hebben geweten wat het is om te begeren als de Tora niet had gezegd: “U mag niet begeren.” Maar de zonde greep een gelegenheid aan ergens in het gebod en bracht in mij allerlei bezitsdrang teweeg. … Dus de Tora is heilig en het gebod is heilig en rechtvaardig en goed” (Romeinen 7: 7, 8, 12). Dus het doel van de Tora is om goed en kwaad te definiëren; en dat is een goed en noodzakelijk iets.
Tora machteloos
Wat is dan het probleem? “Heeft wat goed is, mij dan de dood gebracht? In geen geval! Dat deed de zonde, die de dood in mij bewerkte door dat [de Tora; Red.] wat goed is, opdat de zonde zou blijken zonde te zijn … Want wij weten dat de Tora geestelijk is; maar ik ben lichaam, verkocht als slaaf onder de zonde” (7:13, 14). De Tora is niet het probleem. Het is onze zondige aard, onze jetser hara, slechte impuls, die ons drijft om de Tora ongehoorzaam te zijn. De Tora vertelt ons wat zonde is en wat goed en juist is; het geeft ons niet de macht om het goede te doen.
Midrasj als redeneertechniek
In zijn brief aan de Romeinen presenteert Sjaoel zijn onderwijs systematisch aan een gemeenschap die hij nog niet had bezocht. In de brief aan de Galaten heeft hij te maken met een heel andere situatie. Sjaoel richt zich op een specifiek probleem dat naar voren kwam in de gemeenten in Galatië, die door Sjaoel zelf waren gesticht. Nadat hij hen verliet, kwamen anderen, die probeerden deze heidense gemeenten te bekeren tot het Jodendom om zo Yeshua te volgen. Sjaoel was fel tegen. Zijn argumenten gebruiken een Joodse redeneertechniek die bekend staat als midrasj.
De “vloek van de Tora”
Midrasj neemt passages uit de Schriften die over één ding spraken en gebruikt ze om iets anders aan te pakken. Het is een manier om oude geschriften toe te passen op moderne situaties. Sjaoel zegt dat iedereen die op de Tora rekent voor rechtvaardiging, zichzelf onder een vloek plaatst. Waarom? Omdat G’d een vloek uitspreekt over iemand die niet leeft volgens wat er in de Tora staat, “Want alle mensen die vertrouwen op de werken van de Tora staan onder een vloek.
Bewijs voor rechtvaardiging
Er staat namelijk geschreven: ‘Vervloekt is iedereen die niet leeft volgens alle dingen die in het boek van de Tora staan geschreven om te doen’ ” (Galaten 3:10, zie Deuteronomium 27:26). Dit citaat maakt deel uit van de lijst van zegeningen en vloeken die G’d Israël belooft voor gehoorzaamheid of ongehoorzaamheid. Sjaoel voegt het woord alles toe, wat in de Tora wordt geïmpliceerd maar niet is geschreven. Hij bedoelt te zeggen dat iemand die probeert te bewijzen dat hij rechtvaardig is door de geboden van de Tora te doen, en ze niet allemaal doet, in de vloek belandt in plaats van de zegeningen.
Leven door geloof
Hij zegt, “Nu is het duidelijk dat niemand gerechtvaardigd is voor G’d door de Tora; want ‘degene die rechtvaardig is, zal door geloof leven’ (Habakuk 2:4). De Tora komt niet uit geloof; maar eerder: ‘Degene die ze doet, zal ernaar leven’ ” (3:11,12; zie Leviticus 18: 5). Wat betekent het om ‘gerechtvaardigd te zijn vóór G’d’? Dat betekent niet “rechtvaardig zijn of worden”. Het verwijst naar iemand die schuldig of beschuldigd was van een of andere zonde of misdaad, die voor de rechtbank is berecht en die ofwel onschuldig is bevonden, ofwel anderszins de aanklacht heeft gewist zodat hij als onschuldig zou kunnen worden behandeld.
Gered van de gevolgen van overtredingen
Een persoon kan er niet op vertrouwen dat hij Tora-opdrachten uitvoert om daardoor rechtvaardig te worden beschouwd. Want zodra hij een gebod overtreedt, is hij niet rechtvaardig. Er is een andere benadering van rechtvaardiging nodig. Dus Sjaoel vervolgt, “De Messias heeft ons verlost van de vloek van de Tora door een vloek voor ons te worden, want er staat geschreven: ‘Vervloekt is iedereen die aan een boom hangt’ ” (3:13; zie Deuteronomium 21:23). Yeshua redde ons niet van de Tora, maar van de vloeken die de Tora op degenen zet die deze overtreden. Hij nam de straf in onze plaats. Bevrijdt dit ons van onze verplichting om de geboden van G’d te gehoorzamen? Absoluut niet!
Zijn wij “onder de Tora”?
Veel volgelingen Yeshua hebben geleerd dat we niet langer ‘onder de wet’ zijn, wat betekent dat we niet verplicht zijn om de Tora te gehoorzamen. Deze lering is gebaseerd op verzen zoals deze van Romeinen, “Want de zonde zal over u niet heersen, omdat jullie niet onder de wet zijn (hupo nomou), maar onder genade. Sjaoel lijkt te schrijven dat we niet langer onder het oude verbond leven, maar onder het nieuwe verbond. Ik heb ooit een vermelding gevonden in een Bijbels Grieks woordenboek, dat de Griekse uitdrukking upo nomou in de Griekse literatuur een beschrijving gaf van volkeren die niet Grieks waren en die onder dwang onder Grieks recht waren geplaatst, dat wil zeggen, gehelleniseerd.
Evangelie steunt op de Tora
De Grieken, die vonden dat ze iets goeds hadden met hun democratie en geciviliseerde cultuur, veroverden omliggende volken en dwongen hen hun wetten te accepteren, zie ons eigen verhaal over Chanoeka. Zou Sjaoel kunnen zeggen dat we niet met de Tora doen wat de Grieken met het hellenisme deden? We dwingen mensen niet om ernaar te leven. Zonde heeft geen heerschappij over ons, omdat we niet ‘onder de wet’ zijn, zoals de Grieken dat praktiseerden. In plaats daarvan heeft onze Tora genade als haar partner. Wanneer we een gebod overtreden, is er bekering en verzoening en vergeving. In elk geval kon Sjaoel de genade niet zien als het vervangen van de Tora, want hij gaat verder met schrijven. “Wat dan? Moeten we zondigen, omdat we niet onder de wet zijn, maar onder de genade? In geen geval!” (3:15). Het Evangelie is geen vergunning om te zondigen.
Een school voor theologie in een rechtbank voor verkeersovertredingen
Vele jaren geleden kreeg ik in Californië een bekeuring voor te hard rijden. Ik passeerde alleen maar een andere auto in een straat met een maximum snelheid van 45 mijl per uur. Vlak nadat ik de andere auto gepasseerd was, kwam ik over een heuvel en zag een teken dat de snelheidslimiet plotseling 35 mijl per uur was. En er stond een politieauto klaar om me te bekeuren voor te hard rijden. Ik was vastbesloten deze bekeuring voor de rechtbank te bestrijden. Toen ik echter bij de rechtbank aankwam, vroeg de klerk of ik ‘schuldig’ of ‘niet schuldig’ wilde pleiten.Ik begreep dat pleiten ‘niet schuldig’ niet onder de regels van de rechtbank zou behoren. Er was nog een andere optie: ‘schuldig met een verklaring’. Dat werd daarom mijn pleidooi.
Overtreding begaan
In de rechtszaal zat ik, terwijl ik probeerde erachter te komen wat ik tegen de rechter moest zeggen. Plotseling begreep ik Sjaoels theologie van Tora en genade. “Niemand zal vóór G’d worden gerechtvaardigd door de Tora”. De Tora is niet mijn vriend op de oordeelsdag. Als ik ‘niet schuldig’ probeer te bepleiten, hoeft de rechter me alleen maar te vragen, “Wat was de maximumsnelheid?” En, “Hoe snel reed u?”, En mijn zaak zou verloren zijn, omdat ik inderdaad de wet had overtreden. Het zou me ook niet goed doen mezelf te verdedigen, door alle wetten op te noemen waaraan ik me wel had gehouden, want ik had deze ene nog steeds overtreden.
Wet als voorschrift om goed te doen
Als ik echter ‘schuldig’ pleit en om genade vraag, in dit geval genoemd ‘mildheid’, had ik een kans om mezelf te redden. De rechter verlaagde de boete. Ik had de boodschap begrepen. Als ik op de wet vertrouw, maar ook maar één wet overtreedt, zullen mijn vergrijpen op de dag des oordeels tegen me worden gehouden. Ik kan geen beroep doen op de wet en beweren, dat ik gelijk had toen ik de wet had overtreden. Als ik echter op genade vertrouw, mijn zonde belijd en om vergeving vraag, kan ik vergeven en ‘gerechtvaardigd’ worden, en de overtreding uit mijn verslag verwijderen. Kan ik dan naar buiten gaan en de wet overtreden, omdat ik genade heb ontvangen? Absoluut niet! De wet is er nog steeds om ons te leren goed te doen.
Tora horen en doen
Sjaoel schrijft over het belang van de Tora, zowel voor de niet-Joden als voor de Joden, “Want G’d toont geen partijdigheid. Allen die gezondigd hebben zonder wet zullen ook verloren gaan zonder de wet. En allen die hebben gezondigd met (niet ‘onder’) de wet, zullen met de wet worden geoordeeld. Want het zijn niet de hoorders van de Tora die rechtvaardig zijn in de ogen van G’d, maar zij die de Tora toepassen, die gerechtvaardigd zullen zijn. Wanneer niet-Joden, die de Tora niet bezitten, intuïtief doen wat de Tora vereist, zijn deze mensen, hoewel ze geen Tora hebben, een Tora voor zichzelf. Ze laten zien, dat het werk van de Tora in hun hart is geschreven, waarvan ook hun geweten getuigt …” (Romeinen 2:11-15).
Tora ook voor niet-JodenIn het Grieks beschrijft Sjaoel de Joden als ‘met de wet’, niet ‘onder de wet’. Veel vertalingen doen dit verkeerd, vanwege de misverstanden, waarover ik hierboven heb gesproken. Hij schrijft dat er niet-Joden zijn die de Tora nooit hebben geleerd, maar die dit natuurlijk doen vanuit intuïtief. Dit laat zien dat de Tora in hun hart is geschreven. Dus de Tora is belangrijk voor de niet-Joden, of ze het nu weten of niet. Hier benadrukt Sjaoel het belang van ‘doen’. Niet-Joden die van nature doen wat de Tora vereist, bevinden zich op een goede plaats.
Grotere verantwoordelijkheid voor Joden
Joden hebben grote voordelen omdat we de verbonden hebben met de Eeuwige, zie Romeinen 3:1 en volgende. Joden hebben daarom een grotere verantwoordelijkheid. Joden hebben de Tora en hebben die millennia lang bestudeerd en in praktijk gebracht. En weet zeker, er is ook berouw en genade, voor wanneer we struikelen en vallen. De komst van de Messias doet niets af aan onze heilige geschiedenis. Nee, de komst van de Messias vervult de geschiedenis en de verbonden en brengt deze naar voren voor het voetlicht in Zijn beloofde Koninkrijk.
Messias het “einde van de Tora”?
Dus waarom schrijft Sjaoel dan in Romeinen 10, dat ‘de Messias het einde van de Tora is’? Dit is nog zo een geval van verkeerde vertalingen en misverstanden. Sjaoel heeft het over G’ds trouw aan Israël. Hij beschrijft een probleem dat de Tora betrachtende Joden soms hebben, namelijk dat we onze relatie met G’d – door liefde, geloof en genade – vergeten en verstrikt raken in onze ‘taak’ om geboden te houden; terwijl we de redenen vergeten waarom we dat doen, “Want omdat zij onwetend zijn van de gerechtigheid die uit G’d komt en trachten hun eigen gerechtigheid te vestigen, hebben zij zich niet aan G’ds gerechtigheid onderworpen. Want de Messias is het einde (Grieks: telos, betekenis: doel, uitkomst) van de Tora, zodat er gerechtigheid kan zijn voor iedereen die gelooft” (Romeinen 10:3,4).
Einde als doel
Het Griekse woord telos betekent ‘einde’ en betekent soms: beëindigen. Maar dat betekent het dit niet, omdat we al hebben gezien, dat zowel Yeshua als Paulus hebben gezegd, dat de Tora niet is afgeschaft of geannuleerd. Het woord telos, zoals het woord ‘einde’ in het Engels, betekent ook ‘doeleind’, ‘doel’ en ‘bestemming’. We kunnen het op deze manier zien: Tora komt van het Hebreeuwse woord dat betekent ‘schieten op een doelwit’. Het woord ‘zonde’ betekent in het Hebreeuws ‘het doel missen’, zie Richteren 20:16 in het Hebreeuws. Dus wat Sjaoel bedoelt in deze passage is, dat de Messias het doel, of doelwit, is waarnaar de Tora streeft. De Tora is bedoeld om ons naar de Messias te leiden.
Geloof en Tora werken samen
Tora en Messias zijn partners, “Mozes schrijft over de gerechtigheid die uit de Tora komt, dat ‘de persoon die deze dingen doet door hen zal leven.’ En gerechtigheid die uit geloof komt, leert: ‘Zeg niet in uw hart, Wie zal opstijgen naar de hemel? – om de Messias neer te halen- of, Wie zal afdalen in de afgrond? – om de Messias uit de dood op te halen.’ Maar wat zegt het? ‘Het woord is nabij u, op uw lippen en in uw hart’ (Deuteronomium 30:10,14), dat wil zeggen, het woord van geloof dat wij verkondigen …” (Romeinen 10:5-8). Sjaoel legt verder uit dat Tora en geloof “dezelfde taal spreken”, hoewel vertalingen vaak het tegenovergestelde beweren. Sjaoel en Mozes gebruiken dezelfde woorden om te spreken over dingen die op elkaar lijken, die samengaan. Geloof en Tora werken inderdaad samen.
Conclusie
Met deze korte inleiding tot een ingewikkeld onderwerp, heb ik geprobeerd aan te tonen, hoe we verkeerde ideeën over de Tora en het Evangelie hebben gekregen. Gedurende de Christelijke geschiedenis hebben leraren geprobeerd te zeggen dat het oude verbond een verbond van de wet is, terwijl het nieuwe verbond er een van genade is. We werden door werken gered, maar nu door genade. Sommigen zeggen zelfs, dat de G’d van het ‘Oude Testament’ een G’d van boosheid was, terwijl de G’d van het Nieuwe Testament de G’d van liefde is. Niets is verder van de waarheid verwijderd. G’d heeft Zijn verbonden en beloften op elkaar gebouwd, zodat we uiteindelijk een Koninkrijk zullen hebben, dat heilig, rechtvaardig en vriendelijk is. We hebben Tora en Evangelie nodig, wet en genade, om compleet te zijn.
Leib Reuben
Jeruzalem