Overeenkomsten in uitleg in Tenach en Nieuwe Testament
In mijn vorige artikel beschreef ik de verschillende soorten uitleg van de Tenach die werden gebruikt door de rabbijnen van de Talmoed-periode – ruwweg in de tijd van het Nieuwe Testament -. En ik gaf voorbeelden om te laten zien, hoe de schrijvers van de evangeliën en brieven soortgelijke technieken gebruikten, wanneer zij teksten aanhaalden uit de Tenach. Al te vaak willen Christelijke uitleggers van de Bijbel deze overeenkomsten niet erkennen, omdat ze erop staan het Nieuwe Testament te zien als een unieke vorm van literatuur die verder gaat dan de Joodse en andere literatuur. Deze ongelukkige neiging heeft de eeuwenlange Christelijke bijbeluitleg en theologie geforceerd zich aan te passen aan hun vooropgezette idee van wat het Nieuwe Testament moet zijn, in plaats van alleen te lezen wat er staat.
De afgelopen eeuw heeft een aantal Christelijke verklaarders de bereidheid getoond meer open te staan voor de overeenkomsten met de rabbijnse literatuur, en zelfs om een dialoog aan te gaan met Joodse verklaarders. Bijna 100 jaar geleden beschreef George Foot Moore, een dergelijke Christelijke bijbelgeleerde, de rabbijnse exegese als: “… op zichzelf staande exegese die zinnen, clausules, uitdrukkingen en zelfs enkele woorden interpreteert, onafhankelijk van de context of de historische situatie, … combineert ze met andere, op soortgelijke wijze op zichzelf staande uitingen en maakt gebruik van analogie van uitdrukkingen, vaak door puur verbale associatie”.
Hij vervolgt door te zeggen: “De interpretatie van de Geschriften in het Nieuwe Testament is van precies dezelfde soort.” (Jodendom in de eerste eeuw van de Christelijke jaartelling, deel I: 249-250, 1927. Aangehaald in: David Instone Brewer, Technieken en Veronderstellingen in Joodse exegese vóór 70 van de gangbare jaartelling (gj), 1992). Over dit citaat zegt Brewer: “Zestig jaar later zijn de meeste wetenschappers het nog steeds eens met de beoordeling van [Moore], en de gevolgen zijn diepgaand”. Ze zijn inderdaad diepgaand, omdat het beschouwen van dit basisfeit een geheel nieuwe denkwijze brengt voor ons begrip van het nieuwtestamentische gebruik van Tenach.
Yeshua in Zijn eigen Joodse wereld
In plaats van de Hebreeuwse tekstaanhalingen te zien als bewijsteksten dat Yeshua de Messias is, beschouwt deze nieuwe – eigenlijk, oude of originele – benadering de schrijvers van het Nieuwe Testament als Joden die aan Joden en niet-Joden schrijven over een Joodse man, die aan de Joodse verwachtingen voldoet en aan de hoop op de Messias. Deze Joodse schrijvers gebruikten passages uit Tenach om Yeshua en zijn leer en werk te beschrijven, omdat dit is hoe Joden met Joden spraken. Yeshua was thuis in de Joodse wereld – en als hij dat niet was, dan had hij de Messias niet kunnen zijn.
Een nieuw, in feite oud, kader
Het is belangrijk te begrijpen dat het concept van een ‘Messias’ niet expliciet wordt gepresenteerd in de Tenach. Mozes sprak niet van een ‘Messias’. Er zijn hints naar. Er zijn profetische fragmenten genesteld in veel profetieën die meestal tot hun eigen generatie spreken, maar ze suggereren de mogelijkheid dat er later iets meer zal komen. Maar het volledig ontwikkelde concept van een persoonlijke Messias ontstond pas na de ballingschap.
Het Goede Nieuws
Tegen de tijd dat Yeshua op het toneel arriveerde, was er een levendige hoop op een komende gezalfde (Masjiach) Strijder-Koning. Hij zou door G’d uitgekozen worden om Israël van de Romeinse onderdrukkers te bevrijden en het Koninkrijk der hemelen op aarde te vestigen. Met Zijn troon in Jeruzalem. Dit was het “Goede Nieuws” dat de mensen begrepen. En dit is inderdaad wat Yeshua vanaf het begin van Zijn openbare bediening heeft verkondigd: het “Goede Nieuws van het Koninkrijk der hemelen”. Laten we, met dit in gedachten, een frisse blik werpen op hoe Matteüs de Tenach gebruikte om te praten over het leven en werk van Yeshua, en om de jonge gemeenschap van Yeshua’s volgelingen te leren hoe te leven.
Citaten van Tenach in het evangelie van Matteüs
Wanneer de evangelieschrijvers de Bijbel citeren, moeten we altijd aandacht besteden aan de context, zowel in de evangelietekst, als de context van het citaat in de oorspronkelijke tekst, met andere woorden, de psjat, de meest letterlijke betekenis. Het toepassen van een zin uit de Tenach op een hedendaags evenement (midrasj) was in die dagen een heel gebruikelijke praktijk; en dat is het nog steeds. Het betekent niet noodzakelijk, dat de gebeurtenis in de Schrift werd geprofeteerd. Het is een manier waarop de Tenach tot levenssituaties kan spreken. Het volstaat dat de formulering bij de situatie past, ongeacht of de oorspronkelijke betekenis in de context past. Met andere woorden, het is niet altijd de psjat die wordt bedoeld, maar eerder een vorm van midrasj, toepassing van de woorden op een nieuwe situatie. Herinnerend aan onze bespreking van de PaRDeS (Paradijs, de ‘boomgaard’ van Psjat: letterlijk; Remez: toespeling, hint; Drasj: exegetische interpretatie; Sod: mystieke interpretatie) in het vorige artikel, kunnen we nu kijken naar verschillende Tenachcitaten in het evangelie van Matteüs en ons afvragen, wat voor soort toepassing van de tekst op het verhaal de schrijver misschien heeft bedoeld.
Yeshua’s geboorte
In het verhaal van de geboorte van Yeshua probeert Jozef om te gaan met het nieuws, dat zijn verloofde Miriam zwanger is. Een engel verschijnt aan hem in een droom en legt uit, dat het kind is verwekt door de Heilige Geest. De engel legt uit: “Ze zal een zoon baren, en u moet Hem Yeshua (redding) noemen, want Hij zal zijn volk van hun zonden redden” (Matteüs 1:21). Dan voegt Matteüs daaraan toe in de verzen 22 en 23, “Dit alles heeft plaatsgevonden, opdat vervuld zou worden hetgeen de Eeuwige door de profeet heeft gesproken (Jesaja 7:14), toen hij zei: Zie, de maagd zal zwanger worden en een zoon baren, en men zal Hem de naam Immanuel geven, wat betekent: G’d is met ons”. Het vers in Jesaja maakt, letterlijk gesproken, deel uit van een lange passage over de naderende invasie van de Assyriërs. Om koning Ahaz enige hoop te geven, biedt G’d door Jesaja dit teken aan.
Ongehuwde jonge vrouw
Het is algemeen bekend dat Jesaja verwees naar de geboorte van de volgende koning, Hizkia. Het was geen ‘Messiaanse’ profetie … althans niet de psjat. Het woord maagd is in het Hebreeuws: alma, een ongehuwde jonge vrouw. Dat is bijna hetzelfde als maagd, maar niet identiek. Toen Jesaja in de tweede eeuw voor de gangbare jaartelling (vgj) in het Grieks werd vertaald, gebruikten de Joodse vertalers het woord parthenos, dat ‘maagd’ betekent. Het vers past daardoor als een remez die de wonderbaarlijke geboorte van Yeshua verklaart. In Hem is G’d bij ons als een teken van hoop onder de Romeinse onderdrukking, zoals G’d bij ons was in Hizkia als een teken van hoop tegen de Assyriërs. Merk op dat noch de mens – noch Hizkia noch Yeshua – ooit Emmanuel werd genoemd. Alle letterlijke details hoeven niet precies te passen om de bijbelse verbinding te laten werken.
Geboorteplaats Betlehem
Terwijl het verhaal van de geboorte van Yeshua voortgaat, kwamen sommige hofastronomen uit het Oosten naar Jeruzalem op zoek naar de pasgeboren koning van de Joden. Koning Herodes werd bedreigd door dit nieuws. We weten dat hij waanzinnig paranoïde was; en om een goede reden. Dus vroeg hij waar de Messias zou geboren worden. De astronomen noemen het kind niet ‘de Messias’; Herodes deed dat: “… [Herodes] vroeg aan [de overpriesters en schriftgeleerden] waar de Messias zou worden geboren. Ze zeiden tegen hem: In Betlehem in Judea. Want zo is het beschreven door de profeet (Micha 5:2): En u, Betlehem, in het land van Juda, bent niet de minste onder de heersers van Juda. Want uit u zal een heerser komen die Mijn volk Israël zal hoeden” (Matteüs 2:4-6). Het is niet Matteüs die de Schrift uit Micha citeert, maar de priesters en schriftgeleerden.
De letterlijke tekst (psjat)
Micha sprak echter niet over de Messias. Hij profeteerde ook in de dagen van de Assyrische dreiging. Uit de context lezen we dat Micha Israël geruststelde. Hoewel ze een pak slaag van de Assyriërs ontvingen, zou er opnieuw een overwinnende koning opstaan om hen te verdedigen en te leiden. De Joodse verwachting ontstond, dat Messias (een afstammeling van David en toekomstige koning van Israël) ook in Betlehem zou worden geboren. Dus dat was het antwoord dat ze aan Herodes gaven. Nogmaals, het oorspronkelijke vers wordt aangehaald als een remez, een toespeling of een hint van een toekomstige gebeurtenis. Herodes nam deze informatie en begon het proces om alle mannelijke baby’s die destijds in Bethlehem werden geboren, te doden. Om deze reden werd Jozef door een engel gewaarschuwd om zijn familie naar Egypte te brengen.
De remez toont de Messiaanse verwachting
“Toen stond Jozef op, nam het kind en zijn moeder ’s nachts mee en ging naar Egypte. Hij bleef daar tot de dood van Herodes. Dit vond plaats als vervulling van wat de Eeuwige door de profeet had gezegd (Hosea 11:1), Ik heb mijn zoon uit Egypte geroepen” (Matteüs 2:14-15). Matteüs legt uit, dat dit voldoet aan wat Hosea zei. De psjat in Hosea spreekt echter duidelijk over de uittocht van het volk Israël. Hosea profeteerde niet dat de Messias naar Egypte zou moeten gaan en dan naar Israël zou terugkeren. Jozef nam Yeshua niet mee naar Egypte om te voldoen aan een profetische vereiste waaraan de Messias moest voldoen. Dit is alweer een remez waar de gebeurtenissen aanleiding toe gaven in het denken van Matteüs. Hij vertelt het verhaal van Yeshua, de zoon van G’d, die in Egypte was en terugkwam naar Israël. En deze zin uit Hosea beschrijft de gebeurtenis perfect. Het is een veel voorkomende toepassing van de Tenach, in de vorm van een midrasj.
Johannes de Doper
Toen Johannes de Doper mensen in de woestijn tot berouw begon te roepen, stelde Matteüs hem voor als: “degene over wie de profeet Jesaja (40:3) sprak toen hij zei: De stem van iemand die roept in de woestijn: Bereid de weg van de Heer, maak Zijn paden recht”. Maar sprak Jesaja over Johannes de Doper? Nee. De psjat in Jesaja spreekt niet over Johannes, maar over een stem van iemand zonder naam die roept om de weg van de Heer voor te bereiden. Omdat bijbels Hebreeuws geen taaltekens heeft, is het mogelijk om het vers op twee manieren te lezen. In Jesaja roept de stem om de weg in de woestijn voor te bereiden. Maar omdat Johannes in de woestijn was, leest Matteüs het vers als de stem die in de woestijn roept om de weg te bereiden. Beide vertalingen zijn juist, gezien het Hebreeuws.
Midrasj verlaat de letterlijke tekst, bijbelse basis
Midrasj stelt iemand in staat om de bijbelse formulering uit zijn context te halen en toe te passen op een hedendaagse situatie, wat Matteüs precies deed. Nog een remez in de Tenach die wijst op een toekomstig evenement. De terugkeer van Israël uit de ballingschap was “het goede nieuws van het Koninkrijk, van de regering van G’d”. De uitdrukking komt uit Jesaja 52:7, “Wat mooi zijn op de bergen de voeten van de boodschapper … die goed nieuws brengt … die tegen Sion zegt: Uw G’d regeert”. Toen eenmaal Johannes en daaropvolgend Yeshua, het ‘goede nieuws van het Koninkrijk der hemelen’ proclameerden, bracht dat de hele boodschap van dit deel van Jesaja onder ogen van allen die hen hoorden. Door de Schriften op deze manier toe te passen, wordt gezegd: “G’d heeft Israël toen verlost; en Hij gaat Israël nu ook weer verlossen”.
Verleiding en verzoeking
Na de onderdompeling van Yeshua bracht Hij veertig dagen in de woestijn door. En Hij werd verleid door de “verzoeker”. Hij had gevast, dus had Hij honger: “De verzoeker zei tegen Hem: Als U de Zoon van God bent, gebied deze stenen dan broden te worden. Maar Hij antwoordde: Er staat geschreven (Deuteronomium 8:3): Men leeft niet alleen van brood, maar van elk woord dat uit de mond van G’d komt” (Matteüs 4:3-4). In de psjat legde Mozes aan het volk uit, waarom G’d hen in de woestijn voedde met manna. Yeshua maakte een drasj van het vers, om ervan te leren hoe Hij op de uitdaging van de ‘verzoeker’ (letterlijk: dat wat, of: hij die verzoekt) moest reageren. Yeshua begon aan Zijn openbare bediening en Hij verhuisde van Nazaret naar Kapernaüm. Het grootste deel van Zijn werk in Galilea vond plaats tussen deze twee steden.
Groot licht
Nazaret ligt in het grondgebied van de stam Zebulon. En Kapernaüm en het grootste deel van Oost-Galilea bevinden zich in Naftali. Terwijl Matteüs het verhaal vertelde, deed hij een beroep op de passage in Jesaja die sprak over grote hoop voor die regio, “Hij verliet Nazaret en vestigde zich in Kapernaüm bij het meer, op het grondgebied van Zebulon en Naftali, waardoor hetgeen was gezegd door de profeet Jesaja (9:12) zou kunnen worden vervuld: Land van Zebulon, land van Naftali, op de weg langs de zee, over de Jordaan, Galilea van de heidenen. De mensen die in duisternis zaten, hebben een groot licht gezien. En voor degenen die zich in de regio bevonden en de schaduw van de dood, is licht aangebroken” (Matteus 4:13-16). Jesaja zei verder, een paar verzen terug (9:6-7): “Want een kind is ons geboren, een zoon is ons gegeven”.
Jesaja’s tekst vervolgd
“Gezag rust op zijn schouders; en hij wordt genoemd: geweldige raadsman, machtige G’d, eeuwige vader, Prins van vrede. Zijn autoriteit zal voortdurend groeien en er zal eindeloze vrede zijn voor de troon van David en zijn koninkrijk. Hij zal het vanaf nu en voor altijd met rechtvaardigheid en gerechtigheid bevestigen en handhaven. De ijver van de Eeuwige van de Legermachten zal dit doen.” Jesaja profeteerde in de dagen van de Assyrische dreiging. En deze gebieden waren direct op het pad van de indringers. Jesaja voorzag waarschijnlijk de geboorte en het bewind van de rechtvaardige koning Hizkia, die afgoderij uit Israël zou zuiveren en het kwaad ongedaan zou maken, dat door zijn vader Ahaz was gedaan. Vanwege de geografische verwijzing naar dezelfde plaatsen, waar Yeshua Zijn wonderen verrichtte en hoop en redding predikte, ziet Matteüs in Yeshua’s werk een remez of toespeling op Jesaja’s glorieuze woorden.
Een halachisch (juridisch) geschil
Geschillen op het gebied van halacha (toepassing van Tora) waren alledaags in Yeshua’s tijd. De beruchte geschillen tussen de scholen van Hillel en Sjammai zijn legendarisch. Op hun best was dit een “ijzer scherpt ijzer benadering”, om de fijnere punten van Tora te leren. Soms waren ze omstreden. De evangeliën zijn vol van geschillen tussen farizeeën, schriftgeleerden en Yeshua. Ze argumenteren met elkaar, want hoe iedereen Tora uitlegt, is belangrijk. Als het er niet toe zou doen, zouden ze geen discussie hebben. Hier is een voorbeeld van een halachisch geschil in Matteüs 19:3, “Sommige farizeeën kwamen naar Hem toe. En om Hem te testen, vroegen ze: Is het wettelijk toegestaan voor een man om van zijn vrouw te scheiden om welke reden dan ook?” Dit was een vaak gestelde vraag in de tijd van Yeshua. Ik heb dit onderwerp uitvoerig geanalyseerd in een ander artikel.
Yeshua gebruikt Tora in Zijn antwoord
Nu wil ik alleen illustreren hoe Yeshua Zijn drasj geeft. Omdat de Tora nauwelijks details geeft over echtscheidingswetten, zie Deuteronomium 24:1-4, is het noodzakelijk naar een andere relevante tekst te gaan, om meer informatie af te leiden. Yeshua haalde het scheppingsverslag aan, “Hij antwoordde: Jullie hebben toch gelezen, dat de Schepper hen vanaf het begin mannelijk en vrouwelijk heeft gemaakt (Genesis 1:27) En Hij zei: Om deze reden zal een man zijn vader en moeder verlaten en zich bij zijn vrouw voegen. En de twee zullen één lichaam worden” (Genesis 2:24, Matteüs 19:4-5). Yeshua construeert een binjan av mi-katoev echad – een algemene regel uit één Toratekst, waaruit we meer kunnen leren over echtscheiding. Vervolgens geeft Hij Zijn drasj over de scheppingstekst, om dan hun vraag te beantwoorden, zie Matteüs 19:6, “Dus zij zijn niet langer twee lichamen, maar één lichaam. Laat daarom niemand scheiden, wat G’d heeft samengevoegd.”
Corruptie in de Tempel aan de kaak gesteld
Nadat Yeshua Zijn laatste intocht in Jeruzalem had gedaan, ging Hij naar de Tempel en verdreef de kooplui die illegaal de mensen aan het bestelen waren, terwijl ze offergaven kwamen kopen. Hij bestrafte hen, zie Matteüs 21:13, en onderbouwde dat met twee verzen: “Mijn huis zal een huis van gebed worden genoemd” (uit Jesaja 56:7), maar jullie maken er een rovershol van” (uit Jeremia 7:11). In de psjat van de tekst van Jesaja schilderde deze profeet zijn visioen van herstel van Israël na de ballingschap. En Jeremia berispte letterlijk de Tempelautoriteiten van zijn tijd, door te verklaren wat de Tempel zou moeten zijn, in tegenstelling tot wat ze ervan hadden gemaakt. Yeshua gebruikte de vernietigende woorden van Jeremia om de kern van Zijn berisping te geven. Nogmaals, een soort remez.
Aan het kruis
Terwijl midrasj vaak een vers uit zijn context haalt, om het op een andere manier toe te passen, is het soms de bedoeling één vers te citeren om een hele passage op te roepen. Nadat Yeshua enkele uren aan het kruis was geweest, riep Hij: “Mijn G’d, mijn G’d, waarom hebt U Mij verlaten?” (Matteüs 27:46). Dit is het begin van Psalm 22. De oorspronkelijke context is over David, toen hij van koning Saul wegvluchtte. Op zichzelf klinkt het vers als een kreet van wanhoop. Als je echter de hele Psalm leest, merk je dat het helemaal geen wanhoop is. Net als zijn voorvader David, schreeuwde Yeshua in een wanhopige situatie, maar als een schreeuw van hoop. Hij schreeuwde het uit naar G’d, in de overtuiging dat G’d Hem zelfs hiervan zou verlossen. Hij koos dit vers als een remez, en maakte de parallel van Zijn hachelijke situatie met die van David, in de hoop op een vergelijkbare uitkomst. David regeerde uiteindelijk als koning. En dat zal Yeshua ook doen, ondanks Zijn toenmalige omstandigheden.
Midrasj maakt actualiteit van vers in Tora
Ik heb slechts enkele voorbeelden van citaten van Tenach in Matteüs aangehaald, om erop te wijzen dat, wanneer Yeshua of Matteüs Tenach citeren, hun citaten in het algemeen niet bedoeld zijn om letterlijk als psjat te worden opgevat. Ze zijn eerder een toepassing van de geciteerde verzen in de vorm van een midrasj, om te spreken over een actuele gebeurtenis in het leven van Yeshua. Dit was een volledig gebruikelijke en legitieme manier om de Bijbel in de Joodse wereld te gebruiken, en is dat nog steeds. Ter illustratie noem ik een kort gedeelte van de Talmoed, een argument tussen twee rabbijnen – Eliëzer en Joshua – aan het einde van de eerste eeuw (gj), binnen decennia na het schrijven van het Nieuwe Testament.
Sanhedrin 97b
“R. Eliëzer zei: Als Israël zich bekeert, zullen ze worden verlost, zoals er staat geschreven (Jeremia 3:22): Keer terug, jullie teruggevallen kinderen, en Ik zal jullie terugvallen genezen. R. Joshua zei tegen hem: Maar er staat toch geschreven (Jesaja 52:3), Jullie hebben jezelf voor niets verkocht. En jullie zullen zonder geld worden verlost. Jullie hebben jezelf voor niets, voor afgoderij, verkocht. En jullie zullen worden verlost zonder geld, zonder berouw en goede daden. Eliëzer antwoordde: Maar er staat toch geschreven (Maleachi 3:7) Keer naar Mij terug en Ik zal naar jullie terugkeren. R. Joshua reageerde, Maar er staat geschreven (Jeremia 3:14), Want Ik ben meester over u: en Ik zal u meenemen, één van een stad en twee van een gezin; en Ik zal u naar Sion brengen.”
Midrasj in Talmoed en Matteüs
Dit citaat laat zien hoe de rabbijnen Tenach op deze manier van midrasj citeerden om hun standpunten te ondersteunen. Eliëzer vond dat berouw noodzakelijk is voor verlossing; Joshua zei dat G’d op Zijn tijd soeverein Israël zal verlossen. Het laat zien hoe zij verzen van de Tenach gebruikten om tegengestelde standpunten te ondersteunen. En ik denk dat je kunt zien, dat de manier waarop zij Tenach citeren, vrij veel lijkt op de manier waarop Matteüs dat doet. Zo is het ook mogelijk het gebruik van citaten uit de Tenach door Sjaoel, Petrus en Jakobus onderzoeken. Deze midrasj-logica is misschien vreemd voor onze westerse geest, maar het was de manier waarop de Schrift tot de Joodse wereld van de eerste eeuw sprak. En Yeshua, evenals de auteurs van de evangeliën en brieven, was geheel thuis in die wereld.
Leib Reuben (Jeruzalem)