De eerste keer Pesach, in de eerste maand van de maanden van het jaar, is 3500 jaar geleden begonnen met wegvluchten. Het was een wegvluchten van een regiem dat vastbesloten was tot vernietiging. Israël was vergiftigd en verontreinigd in Egypte. Afgoden met hun beelden, mensen die ervoor bogen, de cultuur die ervan doordrenkt was op alle plaatsen, bijeenkomsten, relaties, regeringsuitspraken en maatregelen. Zoals in onze maatschappij nog steeds bepaalde afgodische uitspraken bestaan, als afkloppen op ongeverfd hout, niet onder een ladder door lopen, een Bijbel die op een bladzijde openvalt, niet over iets naars praten want dan zou het kunnen plaatsvinden; het is maar een kleine opsomming van onze overblijfselen van wat in Egypte zo welig tierde.
De G’d van Israël kreeg weinig kans aanbeden te worden, zeker openlijk. Je moest je wel verharden om er niet aan onderdoor te gaan. Israël was toe aan vernieuwing, aan tederheid. De dorheid moest nodig plaats gaan maken voor groen. We moesten vluchten, maar niemand nam initiatief, en je kon zo gedood worden op verdenking van opstandigheid. Van buitenaf was er geen kans om het sterke bolwerk van de Egyptische regering binnen te dringen. Het moest al van binnenuit gebeuren. Maar er was een veel groter plan bezig zich langzaam te ontvouwen. Iets wat de ellende van Egypte deed verbleken.
De hele mensheid was op een dood spoor terecht gekomen, na de eerste Uittocht, namelijk die uit het Paradijs. De eerste tien generaties bakten er niets van. Noach was de hekkensluiter met zijn zeven opvarenden van een generatie die werd weggevaagd door een catastrofale tsunami, de zondvloed. Na nog tien generaties stond de eerste wereldleider op die de grote verandering heeft ingezet, Abraham. Hij pakte het geloof in de G’d van Sjem, de zoon van Noach, op en droeg het uit. Land werd beloofd, nodig om G’ds uitspruitende volk een eeuwige plaats te geven. Nu waren de Tora en de Messias nog nodig in dit grootse plan van vernieuwing en terugkeer.
De benauwdheid van Egypte heeft ertoe bijgedragen dat er een behoefte aan eenheid en volksgevoel ontstond bij Israël. De stammen die uit Jakob waren geboren, hadden nog genoeg onenigheid. En er was veel verwarring over wie de Eeuwige nu precies was, daar had de hersenspoeling van Egypte wel voor gezorgd. Dat alles kon op het juiste spoor worden gezet, met de hulp van één man die van binnenuit het bolwerk van anti-Sjem, anti-Messias, anti-Eeuwige, de geest van de Poeriemmonsters, kon openbreken. Met zijn beperkte menselijke middelen.
De agent die de geestelijke strijd in de hemelse gewesten een aardse, zichtbare parallel kon geven. Mosjee, Mozes. Hij wordt de agent, die op aarde uitbeeldt wat de strijd in de hemelse gewesten voorstelt. Zijn broer Aharon wordt de eerste hogepriester die op aarde uitbeeldt wat de Messias – die op aarde is geweest als Hij die één is – in Zijn hemelse Tempel voor ons bewerkt. En de Uittocht, met die eerste keer het bloed van lammeren op de deurposten, toont het reddingsplan dat de Eeuwige met ons heeft die Hem liefhebben, Joden en soulmates. Wat niemand kon bewerken van buitenaf, wist Mosjee van binnenuit open te breken. Enigszins lijkend op Simson breekt Mosjee van binnenuit het Egyptische bolwerk open. En enigszins lijkend op de Messias Yeshua verbreekt Mosjee vanuit het bolwerk van de dood de boeien van de dood die Israël gevangen hielden.
Israël wordt vernieuwd. Wat verhard is om alle wreedheden de baas te kunnen, mag weer zacht en teder worden. Wat dor was geworden, mag weer groen worden. Wat in de in de strijd om te overleven aan egoïsme noodzakelijk was of leek, kan nu weer uitgroeien tot het uitmuntender achten van de ander dan jezelf. Wat aan vluchten niet mogelijk was, werd uiteindelijk mogelijk, omdat de Eeuwige zelf het startteken gaf. Het is niet voor niets dat Yeshua de Pesach had uitgekozen om daaraan Zijn handelingen voor onze redding te koppelen. En alleen Hij kon dat doen. G’d die op aarde is geweest als Hij-die-één is, was de enige mens die kon betalen voor de zielen van Zijn gelovigen. De ziel van een mens is te kostbaar dat een gewoon mens die prijs kan betalen.
Lion S. Erwteman