In parasja Behar ontvangt Mosjee – en wij door hem – geboden rond het Sjmietajaar (Sjabbatjaar) en het Joweljaar (Jubeljaar), die hij doorgeeft aan Israël. Sjmieta is elk zevende jaar en Jowel in het 50e jaar na 7 Sjabbatjaren van niet oogsten. Jowel wordt op Jom HaKippoeriem (de Dag van Verzoening) met sjofargeschal aangekondigd. Zowel de kohaniem (priesters), als alle burgers worden opgeroepen om met de sjofar dezelfde tonen als die met Rosj HaSjana te laten klinken, namelijk 100 keer! Het jaar van de verlossing is aangebroken! Zowel in deze parasja als in die van Bechoekotai is verlossing een belangrijk thema. Het Sjabbatjaar verlost van arbeid en het Joweljaar herstelt: Hebreeuwse slaven komen vrij en mensen ontvangen huizen en land terug.
Vanuit het boek Daniël berekende rabbijn Jehuda ben Samuel (1150-1217) dat 9 Joweljaren tot herstel van Jeroesjalajiem zou leiden. De Gaon van Wilna (1720-1797) zei dat die periode begon met de verovering van Jeroesjalajiem door de Osmanen in 1517. Hij zei dat Jeroesjalajiem 8 Joweljaren in handen van de Osmanen zou blijven en na het 9e in Joodse handen vallen. In 1917 bracht Generaal Allenby Jeruzalem in Britse handen en in het jaar 1967 werd Jeroesjalajiem de ongedeelde hoofdstad van Israël. Met de instelling van het Joweljaar als jaar van herstel werd er een groot beroep gedaan op de eerlijkheid van Israël als dienaar van de Eeuwige. Want je mocht in de handel met het oog op het komende Joweljaar van teruggave een ander niet met opzet benadelen. Parasjat Behar eindigt met het verbod om je neer te werpen voor afgoden. De rabbijnen hebben zelfs gesteld, dat je je niet moet neerwerpen op een vloer met afbeeldingen, zoals de dierenriem in de synagoge van Beth Alfa.
Bechoekotai stelt enorme zegen in het vooruitzicht als Israël Adonai trouw blijft. Maar onheil en rampspoed als Israël naar de afgoden gaat. Herhaaldelijk lees je: “Als jullie dwars tegen Mij ingaan” en “als jullie niet naar Mijn terechtwijzing luisteren…”. Dit klinkt dreigend, maar dat is het niet. Het betekent juist dat onze Vader Zijn kinderen herhaaldelijk de kans geeft iets beters van hun leven te maken. Uiteindelijk zal Hij hen ook beschermen tegen vernietigingsaanvallen, iets dat we ook steeds in de profeten tegenkomen en wat ook zo is gegaan.
Leviticus 27 noemt allerlei geloften, damiem, die je als mens kunt doen, allerlei zaken die we aan Adonai kunnen wijden. Door deze regels weten we dat wijding verplichtingen meebrengt en wat we niet en wel kunnen loskopen en hoe; al blijft de waarde altijd in G’ds bezit. Zo geeft Mosjee de kosten van het wijden van mensen. Die waardering (erech) van een mens heeft rabbijnen achter de oren doen krabben, omdat een mens niet met een geldwaarde te vatten is. Toch geeft de Tora de mogelijkheid jezelf of een ander te wijden, door een geldbedrag aan de Tempel over te maken. Dit geld werd aangewend voor reparaties aan de Tempel.
Sjabbat sjalom,
Lion S. Erwteman, Rosj Kehilla van Beth Yeshua
Amsterdam