Beresjiet

G’d schiep man en vrouw. Adam werd geschapen uit de aarde; Chavah, Eva, uit Adam. De mens werd geschapen naar G’ds beeld en gelijkenis: geen man zonder vrouw en geen vrouw zonder man, en beiden niet zonder de inwoning van de Eeuwige.
Wat betekent naar G’ds beeld en gelijkenis? Er zijn veel verklaringen. Rabbijn Jitschak Abravanel zegt: Het is mogelijk dat de woorden als onze gelijkenis bedoeld zijn als verklaring van in ons beeld. Om ons duidelijk te maken dat beeld alleen overdrachtelijk wordt gebruikt.

Dat het erom gaat dat de mens op de Eeuwige lijkt Juist omdat niets met Hem kan worden gelijkgesteld, staat er als onze gelijkenis; als in de zin van vergelijkbaar, maar niet gelijk. En zoals Hij over alles heerst (met zorg en liefde), zo moet de mens heersen over alles hier beneden, tselem = beeld, heeft tsel = schaduw, in zich verborgen. Zoals de schaduw een beeld is van wat verlicht wordt en daaraan in elk opzicht gerelateerd is, zo is de mens een schaduw van de G’ddelijkheid die over Zijn schepselen valt. En zoals de schaduw meegaat met het licht, zo moet de mens wandelen in Zijn wegen. De mens lijkt op G’d.

Wat wil zeggen: beiden niet zonder de inwoning van G’d? Adam kende Chavah, zijn vrouw, en zij werd zwanger en baarde Kain. Chavah zei immers: Een man heb ik verworven door de Eeuwige. Rasji verklaart Gen.4:1 zo: Met Hem (zei Chavah). Want toen Hij mij en mijn man schiep, heeft Hij alleen ons geschapen. Maar nu zijn we partners.
De Talmoed (Niddah 31a) maakt duidelijk dat er drie partners nodig zijn voor een geboorte: de Heilige, gezegend zij Hij, zijn vader en zijn moeder.

Man en vrouw zijn echad (één) door de inwoning van de Eeuwige. Het Hebreeuwse woord voor man is IESJ, voor vrouw IESJA. De inwoning van G’d is hierin verborgen, nl. de jod van de man en de hee van de vrouw. Deze twee letters vormen samen de naam van G’d: JAH . Als de mens G’d verlaat, trekt de inwoning van de Eeuwige Zich terug en ontstaat er een dubbel vuur, dat ze verteert. Leest u in dit verband Jakobus 4:1-4.

Het mannelijke en het vrouwelijke vertegenwoordigen twee verschillende bestaande ervaringen. Wanneer man en vrouw in het huwelijk samenkomen, wordt een gemeenschap gevormd van twee onderlinge onvergelijkbare wezens. Zij vullen elkaar aan: ze vormen samen niet een partnerschap, maar een persona. De huwelijksgemeenschap komt overeen met de totale gemeenschap, de gemeenschap tussen gelovigen onderling enerzijds en met de Eeuwige anderzijds. (Lees eens Jochanan 17 en 1 Kor.12.) Als we echt echad (één) willen worden, wandelen, gaan we in G’ds wegen en bewaren we Zijn mitswot (geboden) (Joh.15:9-17).

Lion S. Erwteman