Haäzinoe

Het nieuwe jaar, een van de vier in het bijbelse jaar, is aangebroken. Dat u ingeschreven mag zijn in het Boek van het Leven. En dat het een goed en zoet jaar zal worden. Op de eerste dag van het Nieuwe Jaar leest Israël over de wonderlijke geboorte van Isaak. De jongen die menselijk gesproken nooit geboren had kunnen worden. Als een symbool voor de beloften voor Israël, die menselijk gesproken nooit tot vervulling kunnen komen. Op de tweede dag wordt Beresjiet (Genesis) 22 gelezen, dat over de Akedat Jitschak gaat, de binding van Isaak. Die twee zaken horen bij elkaar: een zoon geven waar de mogelijkheden waren uitgeput en vervolgens die zoon laten teruggeven. Bijna.

De keuze van onze rabbijnen om dit te lezen op Jom Teroea, de Dag van de Bazuinen, is tekenend. Zij hebben ingezien dat deze hoge feestdag en Isaaks avontuur zaken gemeenschappelijk hebben: G’ds beloften en de vervulling daarvan, G’ds aanbod en onze aanname. Isaaks moeder, Sara, die had moeten wennen aan een leeg-nest-syndroom tot haar negentigste jaar, moest nu wennen aan het feit dat haar zoon op jonge leeftijd zou sterven. Isaak was immers pas 37 jaar oud. Sara sterft namelijk wanneer zij 127 jaar oud is en ze kreeg haar zoon Isaak toen ze 90 jaar was. En waarschijnlijk was het haar allemaal toch te veel geweest. Het is ook heel zwaar om de moeder te zijn van Israël, dat vraagt en vergt meer dan de meeste mensen beseffen.

En zo wordt dit beeld van de bijna omgekomen zoon van de moeder van Israël het beeld van de Messias, die bijna geen Messias was, menselijk gesproken. Want we lezen over de strijd van Yeshua dat die uitzonderlijk zwaar was: Vader, als U het wilt, neem deze beker van Mij weg. Maar niet Mijn wil, maar die van U moet gebeuren! En er verscheen een engel uit de hemel aan Hem, om Hem kracht te geven (Luc.22:42,43). Dat lijkt echt kantje boord geweest te zijn, als er een engel bij moet komen om de kracht te geven die aan Yeshua lijkt te ontbreken.

Zo was er ook een engel bij Abraham, om dat kantje boord, namelijk de erfgenaam van Abraham bijna te laten overlijden, te vermijden. En dit soort bijna-situaties is dan weer het beeld van onze eigen bevrijding, waar het allemaal ook kantje boord is. Immers, we zijn niet goed bezig: Alle mensen zijn afgeweken en tezamen ontaard; er is niemand die goed doet, zelfs niet één (Ps.53:4).

De haftara van de eerste dag van het Nieuwe Jaar is een herhaling van dit kantje boord verschijnsel. Ook de zeer belangrijke en bijzondere profeet Samuël (fantastisch om een naamgenoot van hem te zijn) was er bijna niet geweest, als niet ook daar de Eeuwige had ingegrepen. Over al deze wonderlijke ingrepen van de Eeuwige zingt Mosje in zijn lied dat op de Sjabbat Sjoewa (terugkeer) wordt gelezen.

Lion S. Erwteman