Sliechot
Het gedeelte uit Dewariem (Deuteronomium) behandelt opnieuw de zegen en de vervloekingen, die de Eeuwige Israël al eerder voorhield. In het elfde hoofdstuk van dit bijbelboek: Zie, ik (Mosjee) houd jullie nu zegen en vervloeking voor: zegen wanneer jullie luisteren naar de geboden van de Eeuwige, jullie G’d, die ik jullie nu opdraag (Deuteronomium 11:26,27). De zegen die de Eeuwige Israël belooft, hangt af van Israëls bereidheid tot het uitvoeren van de geboden. Dat is haar bijdrage aan het verbond dat de Eeuwige met Israël heeft gesloten. Die geboden kon Israël vinden in de Tora (‘Oude’ Testament). En diezelfde geboden maken deel uit van het Nieuwe Verbond, omdat ook daar gesproken wordt over de Tora: Ik zal Mijn wet (letterlijk: Tora) in hun binnenste leggen en die in hun hart schrijven, Ik zal hun G’d zijn en zij zullen Mijn volk zijn (uit Jeremia 31:31-33).
Wie als Nieuwtestamentische gelovige vindt dat hij of zij bij dat Nieuwe Verbond hoort, kan zichzelf niet uitsluiten van deze geboden. De eerste geboden waren niet onvolmaakt of alleen voor Israël. Waren ze dat wel, dan was de Eeuwige onvolmaakt, of ook het Nieuwe Verbond is alleen voor Israël, voor Messiasbelijdende Joden. En ik ben ervan overtuigd dat de Eeuwige volmaakt is, dat Zijn geboden dat ook zijn en bedoeld voor Jood en niet-Jood. Dus wilt u zegen, dan houdt u zich aan de geboden, ieder in hun eigen capaciteit. Dus wat voor vrouwen geldt, geldt niet voor mannen, zoals dat altijd is geweest. Wat voor priesters geldt, geldt niet voor niet-priesters, wat voor de Tempel geldt, geldt niet voor buiten de Tempel, enzovoort.
De Bijbel laat weten dat wie de geboden doet, boven alle volken van de aarde verheven wordt (Deuteronomium 28:1). Dat houdt onder meer in dat je niet meer alleen maar onderhevig bent aan de wetten van culturele en maatschappelijke overerving en genetische wetmatigheden. Het bijzondere van de geboden is dat ze mensen die in de G’d van Israël geloven, daar bovenuit tillen. Niet beter maken, maar niet meer alleen maar afhankelijk van deze lichamelijke en geestelijke wetten. Zoals sommige mensen zich graag afhankelijk maken van de sterren (astrologie), zo maken echte gelovigen in de G’d van Abraham, Isaak en Jakob zich van deze G’d afhankelijk.
De zesde troosthaftara (in totaal zeven, voordat het Feest van de Bazuinen, Nieuwjaar, aanbreekt) geeft troost aan Israël dat zoveel heeft geleden door de aanslagen van politieke en geestelijke terroristen gedurende de eeuwen. De duisternis van de wereld, van de volken staat ook lijnrecht tegenover het licht van Israël, zegt de profeet Jesaja. Het is zaak om als Jood en als niet-Jood niet bij die duisternis te horen. Volken die Israël dan niet dienen, zullen vernietigd worden (Jesaja 60:12). Vergelijkt u dat eens met de uitgesproken afkeuring door de Islamitische staten in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties wanneer deze organisatie iets tegen antisemitisme wil doen.
Sjabbat sjalom,
Lion S. Erwteman,
Rosj Kehilla van Beth Yeshua, Amsterdam