Mase

Lees de speciale selectie: Jeremia 2:4-2:28; 3:4

Een pleisterplaats. Een plaats waar je onderweg halt houdt. Een plek waar je tijdens een lange trektocht kunt stoppen om te rusten en om wat te eten. Dat is zo’n beetje de beschrijving die benadert wat bedoeld wordt in Bamidbar/Numeri 33. Tijdens de lange tocht vanuit Egypte hebben de Israëlieten veel van dit soort plaatsen gezien. Zo’n enorme groep kan toch niet ongezien blijven, zou je denken. Van pleisterplaats naar pleisterplaats zou het volk goed in de gaten gehouden kunnen worden. Geen enkele stop of stap zou ongezien hoeven te zijn.

Toch wordt er pas in vers 40 gesproken over de koning van Arad, die hoorde dat de Israëlieten in aantocht waren. Dit gebeurde na het overlijden van Aharon (Aäron), in hoofdstuk 20. Was het volk tot dat moment beter beschermd? Of was Israël misschien niet zichtbaar? Waren de Israëlieten soms niet meer gezegend door de Eeuwige nu Aharon niet meer met hen meetrok? Dit lijkt in elk geval wel datgene te zijn wat de koning van Arad schijnt te denken wanneer hij besluit het volk aan te vallen. Dat de Eeuwige dan ingrijpt, kunnen we al eerder lezen, in hoofdstuk 21:1-3.

In Bamidbar 34 krijgt het volk Israël haar plaats toegewezen in het land dat de Eeuwige beloofd had. Nauwgezet worden de grenzen aangegeven. Een duidelijke afbakening volgens G’ds voorschriften. De moeite die het Israël heeft gekost om vanuit haar ballingschap terug te keren na honderden jaren, was ook herkenbaar toen het oplaaiende antisemitisme (uitmondend in de Holocaust) en het zionisme samen hebben geleid tot de stichting van de moderne staat Israël in 1948. En nog steeds bestaat die strijd in deze tijd, een tijd waarin er aan het bestaansrecht en de handelwijze van Israël wordt getwijfeld en waarbij Israël in de media als onderdrukker en bezetter wordt afgeschilderd.

Kijk eens naar Romeinen 11, waar Sja’oel (Paulus) in de verzen 25 t/m 27 schrijft: “25 Want, broeders, opdat jullie niet eigenwijs zullen zijn, wil ik jullie niet onwetend laten van dit geheimenis: een gedeeltelijke verharding is over Israël gekomen, totdat de volheid van de heidenen binnengaat, 26 en zo zal heel Israël behouden worden, zoals er geschreven staat: De Verlosser zal uit Tsion (Sion) komen, Hij zal goddeloosheden van Ja’akov (Jakob) afwenden. 27 En dit is Mijn verbond met hen, wanneer Ik hun zonden wegneem.”

Een soortgelijke belofte is ook al eerder in G’ds Woord te vinden, in Jesjajahoe/Jesaja 66:22-23, “22 Want zoals de nieuwe hemel en de nieuwe aarde, die Ik maken zal, voor Mijn aangezicht zullen blijven bestaan, luidt het woord van de Eeuwige, zo zal jullie nageslacht en jullie naam blijven bestaan. 23 En het zal geschieden van nieuwe maan tot nieuwe maan en van Sjabbat tot Sjabbat, dat al wat leeft zal komen om zich voor Mijn aangezicht neer te buigen, zegt de Eeuwige.”