Wie de wereldgeschiedenis bekijkt, ziet dat er steeds sprake is van antisemitisme, van Jodenhaat. Van de vroege mensheid tot in onze tijd aan toe, zeker ook in de Tweede Kamer van Nederland, waar door sommige duistere partijen antisemitische vergelijkingen worden gemaakt tussen Corona maatregelen en de Holocaust.
Een van de vroegere pogingen tot uitroeiing vind je in Exodus 1. Een farao die Jozef niet gekend had, wil de groei van het nageslacht van Jakob tegengaan. Hij ziet hen als een bedreiging voor zijn volk (Exodus 1:10). De Israëlieten moeten als dwangarbeiders twee steden bouwen, die als opslagplaatsen voor voedsel en wapens dienen en in oorlogstijd hun nut hebben.
Maar de belofte van de Eeuwige blijkt sterker te zijn dan deze harde maatregelen. In Genesis 46:3 had Hij tegen Jakob gezegd: “Ik ben G’d, de G’d van je vader. Wees niet bang om verder te reizen naar Egypte, want Ik zal daar een groot volk uit je doen voortkomen.” En de Eeuwige maakt Zijn belofte waar (Exodus 1:7, 12). Dan gaat de koning strenger optreden. De Israëlieten worden mishandeld (Exodus 1:13-14). De vroedvrouwen moeten de jongetjes bij de geboorte doden, wat ze weigeren (Exodus 1:15-17). Omdat de Israëlieten maar blijven toenemen in aantal, geeft de farao aan zijn hele volk bevel alle pasgeboren Hebreeuwse jongetjes in de Nijl te gooien (Exodus 1:22).
De Eeuwige staat aan de kant van de Israëlieten. Niet tegen Israël vecht de koning van Egypte, maar tegen Hem. En dat is uiteindelijk een verloren zaak. Ook in Jesaja 27 lezen we dat er hoop is voor Israël, omdat de Eeuwige Israël altijd trouw blijft. In Exodus 3 roept de Eeuwige Mosjee om de Israëlieten uit Egypte te verlossen. Maar hij komt met bezwaren. Zijn eerste tegenwerping luidt: “Dat kan ik niet. Wat U me opdraagt, gaat boven mijn macht” (Exodus 3:11). De Eeuwige belooft Mosjee bij te zullen staan (Exodus 3:13-15).
Een volgende tegenwerping van Mosjee is, dat de Israëlieten tegen hem kunnen zeggen dat hij de ontmoeting met de Eeuwige uit zijn duim gezogen heeft (Exodus 4:1). G’d komt hem tegemoet door hem de beschikking te geven over drie tekens, die bij het volk elk spoor van twijfel aangaande zijn zending zullen wegnemen: zijn staf die even een slang wordt, zijn hand die tijdelijk melaats wordt en Nijlwater dat een moment rood als bloed kleurt (Exodus 4:2-9).
Het zijn wonderen die G’ds macht over de natuur aantonen en over het Egyptische religieuze bolwerk. Een ander argument van Mosjee om niet naar Egypte te hoeven gaan, is dat hij van zichzelf vindt dat hij geen spreker is (Exodus 4:10). Alsof welsprekendheid de mensen moet overtuigen. De Eeuwige belooft Mosjee dat Hijzelf hem zal helpen bij het spreken. Hij zal hem de woorden in de mond geven (Exodus 4:11-12). De Messias heeft er Zijn handen vol aan.
Sjabbat sjalom,
Lion Erwteman, rosj kehilla van Beth Yeshua,
Amsterdam