Het tweede deel van de Choemasj (de vijf delen waaruit de Torarol van Mosje bestaat) begint deze week. De naam is: Sjemot (klemtoon op de laatste lettergreep). Dat betekent: namen. De Nederlandse naam is Exodus, zoals u weet. Ging het eerste deel over G’d die de mens wegstuurt uit het Paradijs, dit tweede deel gaat over G’d die de mens bevrijdt uit Egypte. Het derde deel (Wajikra, Leviticus) gaat over G’d die de mens wegstuurt uit de wereld door heiligingswetten. Het vierde deel (Bemidbar, Numeri) gaat over G’d die Israël haar plek toewijst in het in te nemen land Israël. En het vijfde deel (Dewariem, Deuteronomium) gaat over de keuze die G’d de mens geeft: zegen of vloek. Met die keuze bepaalt de mens zijn plaats nu en later: Israël of de volken die zich tegen Israël verenigd hebben, Paradijs of wereld, hemel of niet in de hemel.
Het Jodendom is ontstaan met de gehoorzaamheid van Abraham. Hij ontsnapte aan de luxe en het comfort van zijn gezin, familie, dorp, land en goden en werd de eerste stamvader van een lijn van mensen die uiteindelijk uitmondden in het volk Israël. Zijn kleinzoon Jakob belandt in Egypte, waar Mosje (de Hebreeuwse naam voor Mozes) de twaalf families uit weet te bevrijden. Die families zijn inmiddels zo groot geworden dat er sprake is gekomen van stamverbanden. En het is Mosje die, net als zijn aartsvaders, de stem van G’d hoort, maar die op unieke wijze de wil van G’d voor Israël weet te verwoorden tot wat de Tora is geworden. Daarmee is de schriftelijke basis van het Jodendom ontstaan. Met G’d als geestelijke basis, Israël als sociale en de Tora als schriftelijke basis heeft voortaan elke Jood – persoonlijk en deel uitmakend van zijn volk voldoende om zijn vreemdelingschap (Gen.37:1) op de juiste manier af te wandelen.
In de Haftara, deze week Jesaja, lezen we hoe belangrijk het is om, net als Abraham en onze andere voorgangers, de afgoden uit onze levens te verbannen: Daarom zal hierdoor de ongerechtigheid van Jakob verzoend worden en hierin zal de volle vrucht van de verwijdering van zijn zonde bestaan dat hij alle altaarstenen tot verbrijzelde kalkstenen maakt, en dat geen gewijde palen en wierookaltaren overeind blijven staan (Jes.27:9). Israël heeft altijd geweten dat het beter is onder de tuchtiging van de Eeuwige te staan, waardoor eeuwig leven een zekerheid wordt, dan een comfortabel leven te hebben. Daarom zegt ook Paulus: Maar onder het oordeel van de Eeuwige worden wij getuchtigd, zodat wij niet met de wereld veroordeeld zullen worden (1 Kor.11:32). Vandaar dat ook Mosje zich door alle verleidingen en moeilijkheden heen worstelt, die hem in zijn persoonlijke leven en als leider van Israël toewuiven.