Mosje worstelt erg wanneer de Eeuwige hem roept voor zijn taak. Zeven keer in totaal spreekt hij de Eeuwige tegen. De zevende keer vinden we in Ex.6:11 (vers 12 in het Hebreeuws): Maar Mosje sprak voor de Eeuwige: De kinderen van Israël luisterden al niet eens naar mij, hoe zou Farao dan naar mij luisteren, terwijl ik geen goede spreker ben (letterlijk: terwijl ik onbesneden lippen heb). Zeven keer tegenspreken en twijfelen aan zijn eigen capaciteiten, voor elke dag van de week een tegenwerping. Hoeveel hebben wij er, twijfels en tegenspraak? G’d beweert dat Mosje hem beter kent dan wie ook: Ik ben aan Awraham, Jitschak en Jaakov verschenen als G’d de Almachtige, maar met Mijn naam JHWH ben Ik hun niet bekend geweest (Ex.6:3). Een opmerkelijke uitspraak, wanneer we bedenken dat beschreven staat dat bijvoorbeeld Awraham de Eeuwige kende als JHWH (Gen.18:31). Ik neem aan dat we hieruit moeten leren dat het niet gaat om de naam zelf, maar om het kennen. Het werkwoord dat gebruikt wordt is Jada, kennen, maar ook heel persoonlijk kennen. De aartsvaders hebben de Eeuwige als hun persoonlijke G’d leren kennen onder de naam Almachtige. Mosje leert Hem nu ook persoonlijk kennen onder de naam JHWH. Terwijl Awraham dus G’d aansprak met de naam JHWH (hoe dat ook geklonken heeft; dit is nu onbekend gemaakt), kende hij Hem slechts ten dele. En dit is de opdracht die Israël als volk, wij allemaal, hebben: G’d steeds beter leren kennen; in al Zijn hoedanigheden, waaraan een naam is gegeven.
Zo spreekt de profeet Ezechiël over een hoorn die uit Israël stamt: Op die dag zal Ik voor het huis van Israël een hoorn (glinsterende straal) laten uitspruiten. En aan jou zal Ik de vrijmoedigheid geven om te midden van hen te spreken. En zij zullen weten dat Ik de Eeuwige ben (Ez.29:21). Opnieuw een kans om de Eeuwige te leren kennen. Hetzelfde werkwoord jada wordt hier gebruikt in het Hebreeuws. Wie die helder stralende is, leren we later in Luc.1:68,69. Het is Yeshua. De vader van de dan net geboren Johannes, Zacharja, profeteert over zijn zoon dat deze de wegen van deze hoorn zal voorbereiden (Luc.1:76). En zo onderwijst de Bijbel ons in voortschrijdende openbaring wie G’d is en hoe Hij Zich in al Zijn hoedanigheden en namen aan ons bekend wil maken. Deze Verlosser zal Israël volkomen bevrijden. De profeet Ezechiël geeft aan wat we moeten doen: G’d gaat Egypte veroordelen (Ez.29:12), dus zorg dat jij uit Egypte weg bent en dat Egypte uit jou weg is.
De tien plagen (letterlijk: slagen) breken Egypte open. De machtige handen van de afgoden, die door de priesters zoveel mensenlevens hebben geëist, volwassenen en kinderen, worden machteloos wanneer de G’d van Israël optreedt.