Wajchi

In Gen.47:4 hadden de broers van Jozef tegen Farao gezegd dat ze in Egypte niet als ingezetenen wilden verblijven, maar als vreemdelingen. Maar in Gen.47:27 lezen we dat zij daar wel ingezetenen werden. Als je het goed hebt en alles van een leien dakje gaat, ga je makkelijk je vreemdelingschap hier op aarde vergeten Maar bij Jakob is het besef van vreemdelingschap blijven leven. Hij wil niet in Egypte begraven worden, maar in het Beloofde Land, het Land van de Eeuwige (Gen.47:28-31).

Een eerstgeborene kreeg een dubbel deel van de erfenis (Deut.21:15-17). Ruben was Jakobs oudste zoon. Maar door zijn zondige gedrag ten opzichte van Bilha, een bijvrouw van zijn vader (Gen.35:22a), heeft hij zijn positie van eerstgeborene verspeeld en kan hij daar geen aanspraak meer op maken (zie ook Gen.49:3,4). De dubbele portie van Jakobs erfenis is nu bestemd voor de twee oudste zonen van Jozef, Manasse en Efraïm. Zij moeten die samen delen (vgl. 1 Kron.5:1,2). Zo zorgt G’d ervoor dat er straks niet een stam is die een dubbel grondbezit heeft en zo de oorzaak zou worden van rivaliteit tussen de stammen.

In Gen.49:18 vinden we een persoonlijke ontboezeming van Jakob: Op Uw heil, Uw jesjoeah wacht ik, Eeuwige.. Eerst wilde Jakob, bij zijn oom Laban, zelf G’ds heil tot stand brengen door middel van eigen handigheid en slimheid. Maar wat je zo tot stand brengt, is nooit het heil van G’d. Zijn heil kun je niet veroveren. G’d geeft het. In Yeshua.

Jozef zegt in Gen.50:20 tegen zijn broers: Jullie hadden het slechtste met mij voor, maar G’d heeft alles ten goede gekeerd. Hij heeft ervoor gezorgd dat er nu een groot volk in leven is gebleven. Zonde is echt zonde. Ze is en blijft een kromme stok. Maar de Eeuwige kan met deze kromme stok een rechte slag toebrengen.
Wanneer we om ons heen kijken, zien we een wereld vol kwaad, onrecht en ellende. Maar dwars door al dit destructieve heen werkt de Eeuwige Zijn verlossingsplan uit. Hij gebruikt al die negatieve dingen en neemt ze op in Zijn plan. Zo is Hij bezig een groot volk, een schare die niemand tellen kan, in het leven te behouden.

Het boek Genesis eindigt met de dood van Jozef. Toch eindigt het boek niet in een doodsstemming. Jozef heeft de fakkel van het geloof overgenomen van zijn vader. Hij geeft die bij zijn dood door aan zijn broers. En die hebben G’ds belofte overgedragen aan hun kinderen, zodat bij Israëls vertrek uit Egypte Jozefs gebeente inderdaad meegenomen wordt en in Kanaän begraven (Ex.13:19, Joz.24:32).