Tora: Deuteronomium 16:18-21:9
Haftara: Jesaja 51:12-52:12
De Eeuwige draagt op om een zuivere vorm van rechtspraak toe te passen, generatie op generatie. Een vorm van justitiële bemoeienis zonder enige vorm van voorkeur, fraude of omkoperij. Er moet sprake zijn van nauwkeurig onderzoek, expliciete waarheidsvinding, een gedegen en meervoudige getuigenverklaring en dit alles zonder vrije interpretatie van de voorgeschreven handleiding (Tora). Dat deze vorm van rechtspraak wereldwijd nogal wordt verwaarloosd is denk ik wel bekend. Zo zijn er genoeg voorbeelden waarin er naar waarheidsvinding wordt gezocht door naasten van de dader. Of waarin er geen openheid is over het eigen aandeel, maar meer generaliserend wordt geproclameerd dat we allemaal zondig zijn en niet de vinger naar elkaar mogen wijzen.
Ook een veel voorkomend fenomeen is de vorm van rechtspraak waarbij je jezelf helemaal afschermt voor de buitenwereld en je jezelf alleen maar afhankelijk maakt van de Eeuwige, zonder tussenkomst van welke ander medemens dan ook, ongeacht diens positie van medegelovige, voorganger of rechter. Deze ‘tunnelvisie-jurisprudentie’ heeft de kwade neiging tot een vorm van zelfverheerlijking die direct doorvoert naar afgoderij en waarzeggerij, maar ook naar het spreken van een vals getuigenis. Beide items worden in deze parsje behandeld. Wat verder ook aan de orde komt, is het punt van de wetten met betrekking tot de dood, met name waar het gaat over een onopzettelijke doodslag, in een oorlog en wat er moet gebeuren als er een ontzield lichaam wordt gevonden en niemand weet door wie of waardoor deze persoon om het leven is gekomen.
In Dewariem, Deuteronomium 17:1 zegt Mosjee dat de Jisra’elieten de Eeuwige geen rund, schaap of geit mogen offeren dat een gebrek heeft. Daarvan heeft de Eeuwige een afschuw. Zie ook Maleachi 1:6-11. Het was en is moeilijk en kostbaar om het beste aan de Eeuwige te geven. Het blijft verleidelijk om Hem te benadelen, omdat we denken dat het niet ontdekt wordt. Maar ons geven toont onze werkelijke belangstelling. Als we de Eeuwige restanten geven, is het duidelijk dat Hij niet het middelpunt is van ons leven. Laten we Hem eren met het eerste recht op geld, tijd en talenten!
Afgoderij is in plaats van of naast de enige ware G’d, die Zich in Zijn Woord geopenbaard heeft, iets anders bedenken of hebben waarop je je vertrouwen stelt. Afgodendienst gold in Jisra’el als een zwaar misdrijf, dat met de dood door steniging werd bestraft. Om te voorkomen dat iemand het slachtoffer werd van een enkele valse getuige, mocht het doodvonnis alleen voltrokken worden op grond van een verklaring van twee of meer getuigen (Deuteronomium 17:6). Maar was iemand schuldig aan deze zonde, dan moesten de Jisra’elieten dit kwaad met wortel en tak verwijderen (vers 7). De Eeuwige is een heilig G’d en Jisra’el moet een heilig volk zijn, dat alleen Hem dient (Wajikra, Leviticus 19:1-2; zie ook Deuteronomium 7:6). Hij wil ook in ons leven de eerste plaats hebben.
Niet elke man hoeft straks met het leger van Jisra’el erop uit te trekken. Bijvoorbeeld niet wie bang is, wie het aan moed ontbreekt (Deuteronomium 20:8). Er zijn nu eenmaal mensen, ook mannen, van wie het zenuwgestel niet bestand is tegen wapengekletter e.d. Alle bange dienstplichtigen mogen naar huis gaan. In de gemeente van de Eeuwige zijn niet alle mensen gelijk en voor alle taken geschikt. G’d vergt niet het onmogelijke. Hij houdt bij Zijn roeping van mensen rekening met bekwaamheden.
Een bericht in de krant: “Er is een meisje op een landweg vermoord, maar van de dader ontbreekt elk spoor.” Moord is op zichzelf al erg genoeg, maar daar komt nu nog bij dat men niet weet wie de moordenaar is. Met zulke zaken kunnen de Jisra’elieten straks in het Beloofde Land ook geconfronteerd worden, lezen we in Deuteronomium 21:1-9. Dan moet een koe de nek gebroken worden. Daardoor wordt de strafbaarheid van het gepleegde misdrijf erkend. De gepleegde moord blokkeert G’ds zegen naar Zijn volk toe. Rechters uit de dichtstbijzijnde stad moeten boven het gedode dier hun handen wassen. Daarmee spreken ze uit dat ze met het gepleegde onrecht niets van doen willen hebben. Zo wordt elk beletsel voor G’ds zegen weggenomen. Dit alles laat zien hoe groot de Eeuwige de waarde van het menselijk leven vindt en dat Hij doodslag zeer ernstig neemt. En we kunnen iemand ook doden met onze ogen of woorden!