Yeshua’s opvatting over de Tora

Bij onze meningsvorming voor dit artikel, is Mattheüs 5:17-20 de belangrijkste tekst geweest. Hierbij ligt de nadruk op de relatie van de gelovige tot de Tora, in het licht van Yeshua’s opvatting over de Tora. Over dit gedeelte is veel discussie ontstaan en het is een soort maatstaf voor iemands opvattingen over de Tora in het algemeen. Om een overzicht te geven, de discussie rondom deze woorden van Yeshua draait vooral om de betekenis van een aantal sleutelwoorden, met name de volgende woorden: “afschaffen”, “vervullen” “zal zijn geschied”, “ontbinden”, “klein / groot” en “overtreffen”.

De NBG-vertaling uit 1951 vertaald de tekst zo: “Denk niet, dat Ik gekomen ben om de wet of de profeten af te schaffen; Ik ben niet gekomen om te af te schaffen, maar om te vervullen. Want voorwaar, Ik zeg u: Eer de hemel en de aarde vergaat, zal er niet één jota of één tittel vergaan van de wet, eer alles zal zijn geschied. Wie dan één van de kleinste van deze geboden ontbindt en de mensen zo leert, zal zeer klein heten in het Koninkrijk van de Hemel; maar wie ze doet en leert, die zal groot heten in het Koninkrijk van de Hemel. Want Ik zeg u: Indien uw gerechtigheid niet overvloedig is, en die van de Schriftgeleerden en Farizeeën overtreft, zult gij het Koninkrijk van de Hemel voorzeker niet binnengaan”.

“Denk niet dat ik gekomen ben om af te schaffen…”
Het woord dat in het Nederlands vertaald wordt met “afschaffen” of “ontbinden”, is in het Grieks kataluo. Dit woord komt drie keer voor in Mattheüs, in aanvulling op onze tekst. Lees Mattheüs 24:2; 26:61; 27:40, welke, interessant genoeg, allemaal verwijzen naar de Tempel. Bijvoorbeeld: “Voorwaar, Ik zeg u, er zal hier geen steen op de andere gelaten worden, die niet zal worden weggebroken.” (Mattheüs 24:2).

Het lijkt erop dat de term ‘kataluo’ voor Mattheüs “afbreken” of “slopen” betekent, aangezien de term in de eerste eeuw van de gangbare jaartelling (vgj) zowel gebruikt werd in verband met de verwoesting van gebouwen, als met het opheffen of vervangen van (grond)wetten. Yeshua zegt expliciet dat, voor wat betreft de Tora, dit niet het doel van Zijn komst op aarde is. De meeste moderne geleerden geloven dat zo’n sterke verklaring van Yeshua over de Tora bewijst, dat Zijn onderwijs, in meer of mindere mate, verkeerd werd geïnterpreteerd door zijn tegenstanders, en dat Hij daarom sterke maatregelen neemt om duidelijk te maken wat hij bedoelt. Uit de daaropvolgende debatten, onder gelovigen, over de rol van de Tora, zoals in de vergadering van Jeruzalem van Handelingen 15, blijkt duidelijk dat de problemen over de toepassing van de Tora onder de leerlingen niet eenduidig waren geregeld.

“Ik ben gekomen om te vervullen …”
In deze tekst komt “vervullen” overeen met het Aramese of Hebreeuwse woord קוּם (koem) wat “opstaan” en “bevestigen” betekent. Met dit begrip moeten de woorden van Yeshua zo worden uitgelegd, dat Hij niet is gekomen om de Tora af te schaffen, maar om de Tora te bevestigen.

Een andere betekenis van “vervullen” is “opvullen”, in de zin dat Yeshua aan de Tora en de profeten hun voltooiing geeft, door ze hun beoogde en volle betekenis te geven. Eenvoudigweg zegt deze visie dat de Yeshua het totaal aan geboden vervangt door de twee geboden om G’d en je naaste lief te hebben. Bepaalde aspecten van deze zin lijken te kloppen met ander onderwijs van de apostelen, maar hier is een dergelijke mening dubieus, omdat er in vers 18 wordt gesproken wordt over de “jota en tittel”, wat de aandacht van de lezer op de geschreven Tora vestigt, als zijnde een verenigd geheel dat, volgens Yeshua, moet blijven. Het is hoogst onwaarschijnlijk, dat Hij leert dat de “jota en de tittel” blijft in de diepere betekenis, die de Tora zou afschaffen.

Een andere betekenis van “vervullen” betekent in deze context “volmaken”, in de zin dat Yeshua de Tora en de profeten vervult in de zin dat ze naar Hem verwijzen, en Hij de invulling ervan is. In één of ander opzicht wordt deze uitleg door alle gelovigen in Yeshua, die geloven dat Hij het doel is waarop de Tora en de profeten altijd hebben gewezen, aangenomen. [1] Aan de ene kant, als Yeshua de beschuldigingen, dat Hij leerde dat de Tora was afgeschaft, beantwoordt, dan lijkt het erop dat deze uitleg de aanklacht bevestigt.

Maar, wanneer men de tekst als geheel leest, dan benadrukt dit zeker Zijn aandrang dat iedereen, die Hem ervan beschuldigt dat Hij tegen de Tora is, het gewoon aan het verkeerde eind heeft.

Ten slotte, betekent “vervullen” in deze context ook “verdiepen” of “uitbreiden”, in de zin dat Yeshua de Tora opneemt en deze nog een stapje verder draagt. Overspel, bijvoorbeeld, wordt van een louter fysieke handeling gebracht tot één van het hart, net zoals moord. Deze verdieping of uitbreiding wordt in het algemeen beschouwd als het verplaatsen van de Tora van het zijn van uiterlijk naar de diepere realiteit van de binnenste. Het zich eigen maken van de Tora, zoals beloofd in het Nieuwe Verbond [2], geeft deze uitleg een zekere mate van aannemelijkheid. Eén van de problemen van deze uitleg is, dat er in de Tenach (Hebreeuwse Bijbel) echter duidelijke aanwijzingen zijn, dat de gelovigen van Israël zich de Tora al eigen maakten, en dat het in hun harten geschreven was. Sommige christelijke denominaties hebben een behoorlijk contrast aangebracht tussen de Tenach en het onderwijs van Yeshua, door innerlijk tegenover uiterlijk te zetten. Maar dit is onjuist en bijbels ongefundeerd [3].

De vier bovenstaande ideeën voor de betekenis van “vervullen” in Matheüs 5:17 dragen allemaal iets bij, maar stellen geen van allen voldoende tevreden, binnen de context van deze passage. Ons rest dus verder onderzoek van de woorden van Yeshua, binnen de context van Yeshua’s opvatting over de Tora en de profeten.

“Vervullen” in Mattheüs
Het werkwoord “vervullen” wordt in Mattheüs 16 keer gebruikt. Van de 13 keer waar het woord wordt gebruikt in de lijdende vorm, worden er 12 gebruikt om de vervulling van een profetie aan te geven, en de 13e keer verwijst naar een boot die gevuld wordt met vis (13:48). Profetie wordt gezien als wordt vervuld (passief) door de actieve hand van G’d in de gebeurtenissen in de geschiedenis.

Daarentegen staat woord drie keer in de bedrijvende vorm. In 5:17 benadrukt de bedrijvende vorm de activiteit van Yeshua in het houden of bewaren van de geboden. Als het Yeshua’s bedoeling was geweest dat zijn woorden zouden worden begrepen als parallel aan de vervullingsformules die in Zijn dagen de overhand hadden, en met name gebezigd door Mattheüs, dan zouden we verwachten dat ook hier de lijdende vorm zou worden gebruik; zoiets als: “Ik ben niet gekomen om af te schaffen, maar dat de Tora en de Profeten vervuld mogen worden.”

De beste aanwijzing naar de betekenis van “vervullen” in deze uitspraak van de Messias is misschien wel de parallel die verdergaat in vers 19. In het eerste deel van de zin lopen de werkwoorden “ontbinden” (afschaffen, opheffen) en “leren” (instrueren) parallel met het tweede deel van de zin met de woorden “doen” en “onderwijzen”.
– Wie dan één van de kleinste van deze geboden ontbindt
– en de mensen zo leert, zal zeer klein heten in het Koninkrijk van de Hemel
– maar wie (ze) doet
– en leert (anderen ze te doen), die zal groot heten in het Koninkrijk van de Hemel.

Wat voor de hand ligt in deze parallelle structuur is de simpele definitie (als tegenstelling) van “ontbinden” als “niet doen”. Omgekeerd: de geboden “doen” (en dus anderen te leren om te ook te doen) zou het tegenovergestelde zijn van de geboden “ontbinden” en zou dus moeten zijn om ze te “vervullen”.
Uit deze parallel lijkt het waarschijnlijk, dat wat Yeshua aangeeft met Zijn woorden in vers 17, eenvoudigweg betekent, dat hij niet gekomen is om de geboden teniet te doen, maar juist om ze te dóen. Op die manier vroeg Yeshua Zijn leerlingen te begrijpen, dat één van Zijn bedoelingen om als Messias te komen, was om de Tora en de profeten zowel in Zijn woorden en (vooral) in Zijn daden, uit te leggen. Hij is gekomen om uit te leggen hoe je werkelijk de Tora kunt doen en wat het doel daarvan is.

“Tot alles is volbracht …”
De gangbare Nederlandse vertalingen geven deze zin passief weer, en dat is misleidend. In het Grieks wordt de actieve vorm gebruikt. Een meer letterlijke zin is misschien wel: “totdat alles geschiedt”. De nadruk ligt dan op het feit dat G’d Zijn onveranderlijke plan uitvoert. Een plan dat draait om bevrijding, een belangrijk thema in de Tenach, en dat niets in de weg zal staan om elk aspect van dit plan in de loop van de tijd uit te voeren. Maar meer specifiek voor deze context is de nadruk die de Thora heeft, althans voor Yeshua, om een voortdurende rol te spelen in het plan van G’d, en dat het daarom verkeerd is te proberen de Tora als “afgeschaft” te beschouwen in het voortschrijdende proces van bevrijding door de Eeuwige.

“Wie dan één van de kleinste van deze geboden ontbindt …”
Het Griekse woord voor “kleinste” is elaxistos, dat is de overtreffende trap van micros, wat “minste”, “kleinste”, “heel klein” of “onbeduidend” betekent. De betekenis van het woord zelf is voor de hand liggend; of het nu gebruikt om de kleinste stam van Israël aan te duiden, zie Mattheüs 2:6, waar Micha 5:1 wordt aangehaald, of Paulus, als de minste van de apostelen (1 Korinthe 15:9).

Betekent dat voor de tekst die we hier bespreken, dat Yeshua sommige geboden hoger stelt dan anderen? Daar lijkt het wel op. Let op de woorden van Yeshua in Mattheüs 23:23, waar het geven van tienden van iemands eigen kruiden (munt, dille en komijn), terwijl men het recht, goeddoen aan anderen en trouw verwaarloosde, omschreven wordt als “het gewichtigste van de wet verwaarlozen”. De rabbijnen zijn het er zeker over eens, dat er in de Tora een hiërarchische structuur bestaat, waarbij behoud van leven de hoogste plaatst heeft, of, om het met Yeshua te zeggen, het ‘zwaarste’ is van alle geboden. De rabbijnen waren echter duidelijk, dat zelfs het minste gebod te belangrijk was om niet te worden verwaarloosd. Het lijkt waarschijnlijk dat Yeshua hier een hyperbool gebruikt (d.i. Hij overdrijft) om Zijn belangrijkste punt te versterken, dat hij geen enkel idee van afschaffing van de Tora steunt. Yeshua houdt de Tora in zijn geheel, op zo’n manier dat Hij op geen enkel punt bereid is zelfs de afschaffing van één gebod toe te geven, zelfs niet één van de minste.

“En ze leert aan anderen …”
Allereerst is de aandacht gericht op de leraren van gemeenschappen, zij die de gemeenschap ‘beïnvloeden’, met betrekking tot de mitswot (geboden). Ogenschijnlijk werd Yeshua door zijn tegenstanders ervan beschuldigd, dat hij de Tora zou hebben opgeheven, of tenminste enkele van de geboden. Hij ontmaskert niet alleen zo een gerucht, maar hij maakt ook Zijn eigen standpunt bekend ten opzichte van degenen die zoiets zouden leren aan anderen.

“…zal zeer klein heten in het Koninkrijk van de Hemel (…) zal groot heten in het Koninkrijk van de Hemel.

De straf voor enige miskenning van de Tora en de profeten is dat iemand “klein in het Koninkrijk van de Hemel” zal worden genoemd. Het begrip ‘Koninkrijk van de Hemel’ wordt als zodanig alleen door Mattheüs gebruikt. Het lijkt erop dat iemand die de geboden nietig verklaard en anderen leert om op zijn pad te volgen, wordt alleen maar gestraft met een langere rang in het Koninkrijk. Maar in de volgende uitspraak van Yeshua, belooft hij uitsluiting uit het Koninkrijk van de Hemel aan hen die de rechtvaardigen uit de Schriftgeleerden en Farizeeën niet hoog hebben staan! Eenvoudig gezegd: het minachten van de Tora en de profeten, en anderen zo te leren, daarmee verzekert men zijn uitsluiting uit het Koninkrijk van de Hemel. Want je kun de Farizeeën en Schriftgeleerden onmogelijk achtten, wanner je de geboden niet houdt en ook niet aan anderen leert om dat te doen.

Deze uitleg is moeilijk ondanks het feit dat Yeshua de uitdrukking “klein in het Koninkrijk van de Hemel” gebruikt om een houding van dienstbaarheid en bescheidenheid aan te duiden. 18: 1vv, bijvoorbeeld, vergelijkt deze houding van bescheidenheid met het worden als een kind. En verder, in 23:11-12, maakt Mattheüs duidelijk dat de grootste (in het Grieks: meizon) onder de leerlingen, degene is die diende. Dus, de grootste is degene die zichzelf beschouwt als de minste.

Het is één ding om zichzelf als minste te beschouwen, dat betekent: een heus bescheiden beeld van zichzelf te hebben. Maar het is een compleet andere zaak, dat G’d een persoon als “de minste” verklaart. Dit onderscheid is van groot belang. En in onze tekst oordeelt G’d, dat je door het negeren van de geboden, het risico loopt om de minste te worden genoemd in het Koninkrijk. Om “de minste in het Koninkrijk”, nog steeds in het Koninkrijk te noemen is een later theologisch standpunt! Dit kan niet zo zijn. Geen echte zoon, die van zijn Vader houdt, zou die minste positie in het Koninkrijk willen invullen.

“Want Ik zeg u: Indien uw gerechtigheid niet overvloedig is, en die van de Schriftgeleerden en Farizeeën overtreft…”
De kern van Yeshua’s afsluiting, wat een echt ‘houden’ of ‘doen’ van de Tora inhoudt, focust op de Schriftgeleerden en Farizeeën. Aangezien de Farizese sekte volkomen in beslag genomen was door het houden van zowel de geschreven als de mondelinge Tora, was het volkomen natuurlijk dat ze connecties hadden met de Schriftgeleerden. Maar wat beide groepen zeker gemeen hadden was dat ze de letter van de Tora nauwgezet onderhielden, in hun uiterlijke optreden ervan. Wat er bij velen ontbrak was het echte, geestelijke besef van de kern van de Tora, d.i. recht, ontferming en trouw of loyaliteit. Op die manier, was hun rechtvaardigheid in de eerste plaats een vóórkomen en niet iets uit het hart.

Terwijl Yeshua de uiterste noodzaak benadrukte van de gehoorzaamheid van het hart op het moment dat iemand de intentie heeft om de geboden te gehoorzamen, deed hij op geen enkele manier het vereiste uiterlijke optreden teniet. Dat wil zeggen, dat iemand de rechtvaardigheid van de Schriftgeleerden en Farizeeën niet overtreft door het uiterlijk verrichten van de mitswot te negeren, maar door ze uit te voeren als vrucht van het hart in overgave aan echte aanbidding aan G’d. Met andere woorden: wanneer de geboden worden aangenomen uit pure verplichting, zou het vanzelfsprekend onmogelijk zijn om ze te houden. Maar als ze worden ontvangen als een goddelijke zegening en als privilege, dan is het houden ervan zuiver plezier. Alleen het hart, dat gevuld is met geloof in G’d is in staat om de geboden als een zegening te ontvangen en het is juist dit soort ‘onderhouden’ wat Yeshua aan zijn leerlingen leert.

Het is interessant om te zien dat Yeshua deze Tora-georiënteerde rechtvaardigheid op gelijke voet stelt met het nederige of bescheiden hart van geloof (18:3), want zonder dit, zo stelt Hij ook dat iemand het Koninkrijk van de Hemel niet zal binnengaan. In dezelfde trant, wat onmogelijk is voor de mens (in de zin van het binnengaan van het Koninkrijk van de Hemel) is mogelijk bij G’d (19:23,24). Dezelfde uitdrukkingswijze gebruikte Yeshua, zoals Johannes dat heeft opgeschreven (3:5), dat behalve geboren worden uit “water en de Geest”, iemand het Koninkrijk van de Hemel niet kan binnengaan. De traditionele christelijke kerk heeft beslist veel meer nadruk gelegd op Johannes 3:5, dan op Mattheüs 5:20! Maar, de focus moet liggen op de hartverandering, dat voorkomt uit geloof. Alleen als onze liefde voor G’d ons in staat stelt om de geboden te verstaan als een zegening van Hem, zullen we in staat zijn ze te houden zoals G’d het bedoeld heeft.

Eindnoten
1. Romeinen 10:4; Lukas 24:27
2. Jeremia 31:33; II Korinthe 3
3. Het feit dat David wordt aangeduid als “een man naar Gods hart” toont duidelijk aan dat gehoorzaamheid werd gezien als een innerlijke zaak, een zaak van het hart. De profeten leren dit expliciet (Micha 6:8; Jesaja 1:17-18), net als de psalmisten (Psalm 51:16, 17; 119:9-11) en ook de Tora (Deuteronomium 6:4; 10:6). In Gods ogen begint
gehoorzaamheid bij het hart.

© First Fruits of Zion, Inc. | Met toestemming overgenomen.